Regio Groningen: hoe regel je dat iedereen fijn woont?

Om zogeheten aandachtsgroepen te huisvesten – zoals arbeidsmigranten, studenten, statushouders en ex-gedetineerden – moeten het ruimtelijke en sociale domein elkaar kunnen vinden en samenwerken. Naast een passende woning spelen onder meer zorg, veiligheid, leefbaarheid en financiën een rol. Hoe komt deze complexe interbestuurlijke samenwerking tot stand in de regio Groningen? 

Een straat in groningen
Beeld: ©EMMA

Het is algemeen bekend: een woning vinden in Nederland is lastig. Het aanbod is beperkt, de prijzen bereiken recordhoogtes en nieuwbouw ligt op sommige plekken stil vanwege de stikstofcrisis. Voor sommige mensen komt daar nog bij dat het voor hen sowieso al lastiger navigeren is op de woningmarkt. 

Zo zijn er mensen met een beperkt budget die een (dure) aangepaste woning nodig hebben. Maar ook ex-gedetineerden, statushouders en mensen die op een andere manier willen wonen dan de standaard is, zoals woonwagenbewoners, vinden lastiger geschikte woonruimte. 

Hoe zorg je als overheid dat iedereen op een fijne manier kan wonen? En wat is fijn wonen eigenlijk? Overheid van Nu onderzoekt dit de komende tijd in de regio Groningen.

De komende periode volgen we de regio Groningen. Daarmee bedoelen we in principe het gebied van de provincie Groningen. Soms zal er sprake zijn van een stukje daarbuiten, bijvoorbeeld waar het gaat over de Veenkoloniën of het gebied Groningen-Assen. De provincie Groningen heeft 590.000 inwoners, waarvan meer dan een derde in de gemeente Groningen woont. Het gebied bestaat uit 10 gemeenten en is na Drenthe, Friesland en Zeeland de dunst bevolkte provincie van Nederland. 

Meer dan een dak boven je hoofd

Wat is fijn wonen? Het is een vraag die iedereen anders zal beantwoorden. Voor de een zal een groene omgeving belangrijk zijn. Voor de ander het contact met de buurt, de inrichting van het huis of de afstand tot voorzieningen. Vaak zal het ook te maken hebben met een bepaald gevoel van geborgenheid. ‘Thuis’ is waar je je veilig en op je gemak voelt; het is veel meer dan een dak boven je hoofd.

Aan de (lokale, regionale en nationale) overheid de schone taak om te zorgen dat iedereen een fijn thuis heeft. Nu én in de toekomst. En daar komt veel bij kijken, erkent ook Ard van der Tuuk, voorzitter van de Vereniging van Groningse Gemeenten (VGG) en tevens burgemeester van de gemeente Westerkwartier. 

Hij ziet in zijn provincie dat mensen gelukkig zijn, ook al kent Groningen relatief veel mensen met een uitkering en een aantal kwetsbare groepen, zoals laaggeletterden, gezinnen met armoede en jongeren zonder startkwalificatie. Welzijn zit dus in meer dan alleen economische factoren, ook wel ‘brede welvaart’ genoemd. Tegelijkertijd ziet Van der Tuuk ook dat het leefgeluk onder druk komt te staan. 

Van der Tuuk: ‘De gaswinningsproblematiek overschaduwt natuurlijk alles, hoewel niet alle Groningse gemeenten daar evenveel in getroffen worden. Maar het is wel een thema waar terecht veel aandacht naartoe gaat. Verder zie ik dat we in een sterk veranderende samenleving leven met grote vraagstukken zoals klimaat, stikstof en zorg. Hoe zoeken we de verbinding als Groningse gemeenten en schetsen we de toekomst voor onze bevolking? Dat houdt me wel bezig.’
 

Waar ruimtelijk en sociaal domein samenkomen

Het huisvesten van zogeheten aandachtsgroepen – mensen die meer moeite hebben met het vinden van huisvesting, om uiteenlopende redenen (zie kader) – is bij uitstek een onderwerp waar deze grote vraagstukken samenkomen en waar interbestuurlijke samenwerking cruciaal is.

Het gaat immers over zowel een ruimtelijk vraagstuk als een sociaal vraagstuk. Aan de ene kant gaat het over waar we woningen (kunnen) neerzetten, hoe die passen in het landschap en voor welke beoogde doelgroep. 

Aan de andere kant gaat het over hoe we mensen die ondersteuning nodig hebben, dit bieden. En ervoor zorgen dat niet alleen de haves, maar ook de have-nots, een fijn thuis hebben. Tot slot is er de vraag wat extra woningen en speciale woonvormen met noaberschap en leefbaarheid in de nabije omgeving doen. 

Daarbij spelen ook financiën een rol. Net als andere gemeenten worstelen de Groningse gemeenten met oplopende kosten, een sprekend voorbeeld zijn de tekorten in het sociaal domein. De VGG maakt zich grote zorgen over de herijking van het gemeentefonds en wat dat betekent voor de investeringen die gemeenten kunnen doen.

Blik op Groningen

De komende tijd volgt redacteur Linda de Veen van Overheid van Nu de regio Groningen en kijkt hoe wordt omgegaan met deze en andere problematiek en welke rol interbestuurlijke samenwerking daarin speelt. 

De Veen: ‘Groningen is een prachtige en ook heel diverse regio, dat maakt het zo interessant. De stad Groningen groeit enorm en veel mensen zullen denken aan de vele (internationale) studenten die daar moeite hebben met het vinden van huisvesting. 

Tegelijkertijd zijn er ook delen van de provincie die sterk vergrijzen. Dat brengt weer andere vragen met zich mee, zoals het behouden van bereikbare zorg. En dan is er natuurlijk nog het AZC in Ter Apel, waar meer mensen verblijven dan er plekken zijn – onder meer omdat statushouders niet kunnen doorstromen naar een woning. 

Ik denk dat deze problematiek ook heel herkenbaar is voor overheidsprofessionals buiten de regio Groningen. Het gaat immers over overkoepelende vraagstukken, zoals de druk op zorg, veiligheid en leefbaarheid, hoe je afwegingen maakt daartussen en wie daarin welke rol speelt. 

Wat buiten kijf staat is dat deze opgave vraagt om verschillende manieren van samenwerken. Tussen domeinen binnen een gemeente, maar ook met buurgemeenten, provincie, rijk, en woningcorporaties, zorginstellingen en bewonersorganisaties. In de regio Groningen zijn ze daarmee bezig op allerlei manieren, al kan dat nog beter, zo bleek uit recent onderzoek. De komende tijd duik ik met plezier in de regio Groningen en onderzoek ik hoe een regio omgaat met complexe opgaven.

Lees, luister en kijk je mee?’

Aandachtsgroepen in Nederland

Over wie hebben we het, als we over aandachtsgroepen praten? Dat is best lastig te bepalen. Niet alle groepen zijn goed in beeld en bovendien laat de ontwikkeling van sommige groepen zich moeilijk voorspellen. Dat komt omdat de invloed van bijvoorbeeld oorlog, crisis en zorg (in Nederland en daarbuiten) groot is. Sommige mensen behoren tot meerdere aandachtsgroepen.

Het adviesrapport Een thuis voor iedereen (2021)  schetst het volgende beeld, op basis van beschikbare data:

  • Ongeveer 500.000 arbeidsmigranten (waarvan het de verwachting is dat het aantal door vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt de komende jaren zal toenemen). 
  • Ongeveer 40.000 dak- en thuisloze mensen, waarvan ongeveer 4.000 jonger dan 18 jaar.
  • Ouderen, van wie het aantal 75-plussers, nu 1,4 miljoen, de komende decennia zal verdubbelen en waarvan een aanzienlijk percentage een specifieke woonzorgbehoefte heeft.
  • Een lastig in te schatten aantal sociaal-urgenten en dreigend daklozen.
  • Een eveneens lastig in te schatten groep medisch-urgenten en rolstoelafhankelijken, waarvan ook rond de 100.000 zorgbehoeftige 75-plussers deel uitmaken. 
  • Een jaarlijkse variabele instroom van ongeveer 11.000 statushouders.
  • Ruim 700.000 (deels internationale) studenten in het hoger onderwijs, waarvan ongeveer de helft uitwonend en ruim 500.000 studenten in het MBO waarvan ongeveer 20% uitwonend is. 
  • Een gedifferentieerde groep van duizenden mensen die uitstromen uit een intramurale situatie, zoals jeugdzorg. Daarnaast jaarlijks uitstroom uit detentie van ongeveer 30.000 mensen.
  • Naar schatting 60.000-70.000 mensen bij wie woonwagenbewoning onderdeel is van de culturele identiteit: woonwagenbewoners.