Leestip: Maak Marijn Molema minister voor Regio’s

Een land waarin elke regio echt telt. Zo lang geleden is dat niet, schrijft de Groningse hoogleraar Marijn Molema. Sterker nog, het grootste deel van de twintigste eeuw werd een ‘intensief maar uiteenlopend’ regionaal politiek beleid gevoerd. In de jaren tachtig begon het mis te gaan. Maar inmiddels werken we weer aan gelijkwaardige ontwikkeling van regio’s. Molema ziet heil in regionale kennisbureaus, regiofondsen en een Minister voor Regio’s. 

Marijn Molema
Beeld: ©Klaas de Jong
Marijn Molema: ‘Er heerst een maatschappelijk gevoel van teleurstelling over de ontwikkeling van de regio’s aan de randen van ons land.’

Verleden najaar kwamen zes regionale planbureaus (Drenthe, Groningen, Noord-Brabant, Limburg en Zeeland) en vier ministeries (Landbouw, Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Infrastructuur) voor het eerst samen in Leeuwarden. Het devies? Ervaringen uitwisselen over de stand van brede welvaart op verschillende plekken in Nederland.

Een van de initiatiefnemers voor deze bijeenkomst is Marijn Molema. Naast bijzonder hoogleraar ‘Regionale Vitaliteit & Dynamiek’ aan de RUG is de 42-jarige Groninger plaatsvervangend directeur van het Planbureau Fryslân. Recent verscheen zijn boek Zwaaien, roepen, springen – naar een land waarin elke regio telt, over 75 jaar regionaal economiebeleid in Nederland.

‘Oneerlijke verdeling van schaarse middelen over ons land riep de afgelopen decennia steeds vaker weerstand op’

Teleurstelling in de regio

Aanleiding voor het overleg – dat later zou leiden tot het Nationaal Netwerk Brede Welvaart – was een maatschappelijk gevoel van teleurstelling over ‘de ontwikkeling van de regio’s aan de randen van ons land’. Het afstel van de Marinierskazerne in Zeeland, de gaswinning in Groningen en de sluiting van de mijnen in Zuid-Limburg - het zijn zaken die daar, zo ziet Molema, aan bij hebben gedragen.

De ‘technocratische kracht en de snelheid’ waarmee de overheid het leven in de regio poogt te veranderen, gepaard met een ‘oneerlijke verdeling van schaarse middelen over ons land’, riep de afgelopen decennia steeds vaker weerstand op. Als recent voorbeeld noemt Molema onder meer de verdeling van infrastructurele gelden à 7,5 miljard euro. ‘Noord-Nederland moet het doen met 4 procent daarvan.’

‘Het regionale beleid werd een middel om datgene wat sterk is, nog sterker te maken’

De BV Nederland

In zijn boek maakt Molema vakkundig inzichtelijk hoe er in een periode van ruim 70 jaar ‘intensief maar uiteenlopend’ regionaal politiek beleid is gevoerd. In de naoorlogse periode heerste consensus over het idee dat kwetsbare gebieden door de overheid geholpen moesten worden, zo ziet hij. De verplichte spreiding van rijksdiensten was hiervan een uitvloeisel. En ook onze economie – die nog voor een groot deel op industrie berustte – voorzag lokaal in banen. ‘Ideeën over een rechtvaardige verdeling van overheidsinvesteringen smolten samen met ideeën over een doelmatige, economische inrichting van het land.’

De crisis in de jaren tachtig veranderde dit paradigma en de aandacht verschoof naar de ‘dreigende verloedering van de randstad’ en angst voor ‘het stilvallen van de economische motor die zich daar bevindt’. De neoliberale logica die op dat moment zijn intrede deed, maakte van financieel rendement op nationaal niveau de norm.

Mainports als Schiphol en de Haven van Rotterdam moesten de nieuwe rol van ‘Nederland, distributieland’ bestendigen. Echter, zegt Molema, ‘de ideeën over doelmatigheid en rechtvaardigheid smolten daarmee niet langer samen, maar liepen parallel aan elkaar of botsten zelfs.’

Het regionale beleid is hiermee omgekeerd van ‘een vehikel om kwetsbare gebieden te ondersteunen tot een middel om datgene wat sterk, is nog sterker te maken’. En de teleurstelling die daarmee in ‘de regio’ ontstond, is nog niet verwerkt. Integendeel, ze bleef ‘doorsudderen in een land dat steeds internationaler, liberaler en individualistischer werd’.

'Geen financiering meer voor vier jaar van ad-hoc projecten, maar financiering voor veertig jaar.’

Elke regio telt!

Eind maart verscheen het rapport Elke regio telt! van de adviesraden Rli, ROB en RVS, te vinden op de gelijknamige website. De uitwerking hiervan – het regiodealbeleid – ziet Molema als een goede ontwikkeling. In zijn boek reikt hij echter verder en komt hij met een aantal suggesties om het ‘kloofinstinct’ in te dammen en de toekomst van regio’s vorm te geven.

Continuïteit is cruciaal, meent Molema, maar ‘de vluchtigheid van het contact tussen rijk en regio is een manifestatie van het gebrek aan commitment aan de lange termijn’. Vanuit deze gedachte pleit hij voor een regiofonds met eigen democratische controlemechanismen. ‘Geen financiering meer voor vier jaar van ad-hoc projecten, maar financiering voor veertig jaar.’

Een ander punt van aandacht is kennisborging. Regionale kennisbureaus kunnen daarin uitkomst bieden. Zij hebben een educatieve, reflectieve functie, zegt Molema. Ze leren regio’s hun ‘eigen krachten herkennen en erkennen’, om zich vandaaruit verder te ontwikkelen. Dit door ‘kennis van buiten naar binnen te halen en te schakelen met andere regio’s’.

In aanvulling op deze veranderingen is Molema pleitbezorger van een Minister voor Regio’s: ‘Het is belangrijk dat er iemand eindverantwoordelijk is voor deze veranderingen en erop toeziet dat ze goed landen.’ Volgens hem zou dit een passende aanvulling zijn op de nieuwe bestuurscultuur in politiek Den Haag. ‘We zijn nationale opbouw voorbij. De 21e eeuw brengt andersoortige problemen met zich mee, die vragen om een regionale oplossing.’