Lievingerveld: de wijk waar (bijna) alles mag

Het is de droom van menig Nederlander: een huis ontwerpen geheel naar eigen smaak, midden in het groen, zonder bemoeienis van gemeente en provincie en zonder de hoofdprijs te betalen. In de Beilense wijk Lievingerveld kan het. Maar wie denkt dat het eenvoudig is, komt bedrogen uit. Na bijna tien jaar verrijzen binnenkort de eerste huizen. Roelof Engbers, gebiedsregisseur bij de gemeente Midden-Drenthe, is nog steeds enthousiast over het project. Maar realiseert zich ook dat het veel vraagt van de verschillende overheden. ‘Je moet niet van de enen en nullen zijn.’

Foto van onverharde weg in Lievingerveld of Beilen

In 1 minuut:

  • In de Beilense wijk Lievingerveld kunnen burgers grond kopen, waarop ze naar eigen inzicht mogen bouwen. Als buurtschap moeten zij gezamenlijk zorgen voor de aanleg van wegen en nutsvoorzieningen als elektriciteit en riolering.
  • De gemeente laat de bewoners zoveel mogelijk vrij. Er zijn maar een paar spelregels waaraan zij zich moeten houden. Dit jaar verrijzen naar verwachting de eerste huizen.
  • Het proces daaraan voorafgaand vroeg intensieve samenwerking tussen de gemeente Midden-Drenthe, de provincie Drenthe, het waterschap en natuurorganisaties. Onder andere omdat Lievingerveld in een beekdal ligt, waarin niet meer gebouwd zou worden.
  • ‘Realiseer je dat je mensen stapje voor stapje moet meenemen. Ook onze eigen mensen [bij gemeente, provincie etc., red.]. Wij zijn zo gewend om in wet- en regelgeving te denken, in ‘kan niet, wil niet, lukt niet’. Je moet flexibel kunnen zijn. Als overheid alles bepalen is niet meer van onze tijd.’

Van miskoop naar mogelijkheid

Al in 2007 kocht de gemeente Midden-Drenthe de grond waar nu de woonwijk Lievingerveld verrijst. Een standaard woonwijk, zou het worden. Tot in 2008 de economische crisis uitbrak en roet in het eten gooide.

De aankoop was een miskoop geweest, volgens sommige raadsleden. Een geval van: jammer, maar helaas.

Maar het plantte ook het zaadje voor een nieuw idee: een buurtschap, zoals de Drentse noaberschappen van weleer, waarin de inwoners meer regie krijgen over hun eigen wijk en duurzaamheid het uitgangspunt is. Een haalbaarheidsonderzoek volgde in 2012. Daaruit bleek: het kan.

De volgende vraag was: willen we dat ook? Een lange discussie volgde in de raad, herinnert Roelof Engbers, gebiedsregisseur bij de gemeente Midden-Drenthe, zich:

‘Mensen waren voor of tegen. Dat veranderde pas toen de visie op Beilen werd vastgesteld eind 2013. Lievingerveld paste bij het idee dat Beilen als hoofdkern Midden-Drenthe een uitbreidingslocatie moest hebben. Het was geen tunnelvisie meer, maar een logisch verhaal.’

Kortom: door uit te zoomen en te kijken naar de bredere visie op Beilen en haar rol in Midden-Drenthe, in plaats van in te zoomen op de woonwijk in Lievingerveld, kwam er alsnog steun voor het project.

Schipperen tussen belangen

De lange tussenliggende periode zorgde echter wel voor een probleem. Lievingerveld ligt namelijk in een beekdal.

Douwe van der Laan, als dorpsbouwmeester en architect verbonden aan het project, vertelt: ‘Ondertussen had de provincie, samen met natuurorganisaties, een beekdalenvisie opgesteld. Dus tegen de tijd dat het 2012 was en we wilden gaan bouwen, was het: we bouwen niet meer in het beekdal. Wij hadden daar helemaal geen weet van. Toen hebben we flink moeten lobbyen bij de provincie.’

Eenzelfde probleem deed zich voor met het waterschap, legt Engbers uit:

‘Het waterschap had bedacht waar ze water wilde opslaan. En dat was precies waar wij wilden bouwen. Zij zeiden: bij extreme regenval moet het gebied kunnen overstromen, anders lopen de huizen in Beilen misschien onder water. Je mag dus alleen bouwen als het regenwater niet gehinderd wordt.’

Met een twinkeling in zijn ogen: ‘Dus nu wordt een deel van de huizen op palen gebouwd. Kan er toch veel water staan.’

Toen we eindelijk wilden gaan bouwen was het: we bouwen niet meer in het beekdal.

Vertrouwen als crux

Door al deze verschillende belangen is er – tot het vaststellen van het bestemmingsplan in de zomer van 2018 – veel overlegd tussen de gemeente, provincie en natuurorganisaties. Natuur en Milieufederatie Drenthe, Natuurmonumenten en Het Drentse Landschap dienden in 2018 zelfs een beroep in bij de Raad van State, dat zij later overigens weer introkken. De bestuurlijke rugdekking van het college en van de verantwoordelijke wethouder Dennis Bouwman bleek dan ook cruciaal op bepaalde momenten in het proces.

Van der Laan: ‘Je moet elkaar echt vinden in het vertrouwen. In het begin zat er weinig ruimte in de onderhandelingen. Maar we hebben echt de pluspunten benadrukt: het is duurzaam gebouwd, de tuinen zorgen voor meer biodiversiteit...’

Engbers vult aan: ‘Het waterschap had ook slechte ervaringen met gemeenten. Dan ging er toch iets mis en kreeg het waterschap het weer op het bordje. Daarom waren ze huiverig. Ze zeggen wel eens: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Dat moet je echt opbouwen. En als je je niet aan afspraken houdt dan ben je het ook zo weer kwijt. We blijven daar scherp op en houden contact. Ook nu bellen we nog regelmatig.’

Beroep bij Raad van State

Natuur- en Milieufederatie Drenthe, Het Drentse Landschap en Natuurmonumenten dienden in 2017 een beroep in bij de Raad van State, omdat de realisatie van Lievingerveld betekende dat er in een beekdal moest worden gebouwd. Hun bezwaar was vergelijkbaar met dat van het waterschap: de beek moet regelmatig kunnen overstromen. Ook hadden ze twijfels bij de ambitie om de toekomstige bewoners verantwoordelijk te maken voor de waterhuishouding. Uiteindelijk kwamen de gemeente en de partijen tot een compromis, waardoor het beroep werd ingetrokken.

‘Oei, nu zijn wij aan zet’

Na het vaststellen van het bestemmingsplan in 2018 was het aan de nieuwe bewoners van de wijk.

Van der Laan grinnikt: ‘Je zag ze toch even schrikken: oei, nu zijn wij aan zet. Maar ze gingen echt aan de slag. In oktober werd al een beheersvereniging opgericht met werkgroepen om na te denken over financiën, communicatie, hoe gaan we wegen en riolering aanleggen.’

Met name het aanleggen van wegen bleek niet eenvoudig. De gemeente heeft toen besloten toch garant te staan voor de aanleg daarvan.

Engbers: ‘Normaal doen we dat niet, maar het ging om bijna anderhalf miljoen euro. Als toch niet alle kavels verkocht zouden worden, zouden zij voor de kosten opdraaien. Dat was gewoon een te groot risico voor de beheersvereniging. Dat zijn ook maar gewone burgers.’

Van der Laan: ‘We hadden ook de opdracht: laat ze [de bewoners, red.] zo vrij mogelijk, maar laat ze niet bungelen. Probeer samen oplossingen te zoeken. Dat zorgt ook voor goodwill.’

Laat burgers zo vrij mogelijk, maar laat ze niet bungelen.

Met elke kavelkoper in gesprek

De door de gemeente opgestelde spelregels verplicht kavelkopers om een rand van drie meter vrij te houden van bebouwing. Daardoor liggen alle kavels minstens zes meter uit elkaar. Bovendien mag maar 25% van de kavel worden bebouwd. De overige 75% heeft een groenbestemming.

Van der Laan en Engbers gaan daarom met elke kavelkoper persoonlijk in gesprek. Zodat het idee, dat het grootste deel van hun kavel ‘gedeelde’ ruimte is, landt.

Engbers: ‘Maar het bestuur gaat er heel volwassen mee om. Het collectief bepaalt het gevoel van de wijk en niet de grote schreeuwers. Die trekkers moet je hebben, daar hebben we geluk mee gehad.’

Geen nieuw idee

Het idee van een ‘woonwijk waar alles mag’ is niet nieuw. In de wijk Oosterwold werken de gemeenten Almere en Zeewolde, het Rijksvastgoedbedrijf, de provincie Flevoland en het Waterschap Zuiderzeeland sinds 2012 samen aan ‘doe-het-zelf’-gebiedsontwikkeling. In 2016 begon daar de bouw van de eerste woningen.

Het project is een stuk groter dan dat in Beilen: waar in Beilen 150 woningen kunnen worden gerealiseerd, is dat in Oosterwold 150.000. Ook Engbers en Van der Laan zijn in Almere gaan kijken. Van de gebiedsregisseur daar kregen ze een heldere tip: ‘Laat nog meer los dan jullie al van plan zijn.’

Geen gekke dingen

Ja, het kostte meer tijd dan gedacht om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen, maar nu zijn er wel ‘een heleboel blije mensen’, legt Van der Laan uit.

Lachend: ‘Enexis en partners hebben ons verguisd. Die wilden weten hoeveel aansluitingen we nodig hadden, hoeveel transformatorhuisjes. Dat konden we niet zeggen. Mensen stapje voor stapje meenemen, dat kostte veel meer tijd dan gedacht.’

‘Ook intern: collega’s, juristen, vergunningsverleners die ons vroegen: waar moet ik dan aan toetsen? Begrip voor andermans standpunt en geduld is cruciaal. En het geloof houden: we komen hieruit.’

Engbers knikt instemmend: ‘Als je er te star inzit, dan werkt het niet. Dat is nog wel een dingetje dat bij overheden niet zo aangelegd is. Dat denken in ‘kan niet, wil niet, lukt niet’. Maar er is behoefte aan deze manier van ontwikkelen. Als overheid alles bepalen is niet meer van deze tijd.’

Van der Laan: ‘En weet je wat het is? Mensen willen helemaal geen gekke dingen. We zien ook heel traditionele woningen, die zo in een gewone wijk kunnen staan. Maar die hebben mensen wel met alle vrijheid kunnen bouwen. Daar gaat het om. De overheid heeft het niet bedacht.’

Dit artikel is het eerste deel van onze serie over Lievingerveld. Binnenkort spreken we nog met de Provincie Drenthe en Natuur en Milieufederatie Drenthe over hoe zij de samenwerking hebben beleefd.