Ron Meyer van NPLV Heerlen-Noord: ‘De achterstanden zijn gigantisch, maar toch gaan we het doen!’

Heerlen-Noord - veertien wijken, zestigduizend inwoners - stond de afgelopen decennia al meerdere keren in de belangstelling bij stedelijke vernieuwers en dito plannenmakers. Ondanks alle goede bedoelingen leidde geen van de aanpakken tot een duurzame verbetering. De veertien arbeiderswijken - ooit de trotse kern van de Mijnstreek - zijn ver weggezakt. Ze scoren hoog op allerlei lijstjes waar je niet op wilt staan.
Heerlen-Noord maakt inmiddels deel uit van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) - een langjarig programma, dat over een periode van 25 jaar effect wil sorteren. Ron Meyer is programmadirecteur. We spreken hem over de inhaalrace, die Heerlen-Noord wil, of eigenlijk, moet maken. ‘Ik leef in het mooiste gebied van Nederland met de grootste potentie.’

Ron Meyer
Beeld: ©Robin Utrecht
Ron Meyer, programmadirecteur Heerlen-Noord: ‘Ik identificeer me meer met de rafelranden van de jaren negentig - de junks rond het station, de heroïnehoertjes, de gesloopte gebouwen, de verkrotte woningen.’

Wat is het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid 
In een aantal gebieden in Nederlandse steden staan de leefbaarheid en veiligheid onder druk. Problemen op het gebied van onderwijs, armoede, gezondheid, werk, wonen en veiligheid stapelen zich op. 

-    De ministeries van OCW, BZK, SZW, J&V en VWS investeren daarom in 21 ‘kwetsbare’ wijken in: betere volkshuisvesting (€ 600 miljoen), het voorkomen van jeugdcriminaliteit (€ 82 miljoen) en de aanpak van armoede en schulden (€ 20 miljoen).
-    Ook wordt geïnvesteerd in betere onderwijskwaliteit en de versterking van scholen met veel leerachterstanden. Het zwaartepunt ligt bij het stimuleren van het toekomstperspectief van jongeren.
-    De looptijd van het NP is 15 tot 20 jaar. Het programma Heerlen-Noord heeft – vanwege de problematiek – een looptijd van 25 jaar. 

Het programmabureau zit in het hart van de wijk. In het Corneliushuis, het cultureel centrum waar de plaatselijke harmonie en het koor repeteren. Waar de carnavalsclub te vinden is. Waar toneelvoorstellingen, concerten, vergaderingen en rommelmarkten georganiseerd worden. Als we beneden vragen waar het programmabureau zetelt, is het antwoord snel gegeven: ‘Ga je op bezoek bij Ron? Dan moet je nog een paar trappen op. Ze zitten op de bovenste verdieping.’

Ron Meyer opent zelf de deur: ‘Kan ik je een kop koffie aanbieden? Sorry, ik moet nog even snel een gesprek afronden.’ Hij wijst op een paar lege bureaus: ‘Mijn collega’s zijn in de wijk.’ We nemen plaats. En zien hoe hij enthousiast op een man aan het inpraten is. Een arm op een schouder. Een handdruk. Daarna: ‘Nu haal ik de koffie die ik beloofd had. Sorry.’ En zo begint een bevlogen gesprek.  

Wie is Ron Meyer
Ron Meyer (Heerlen, 21 oktober 1981) groeide op in een arbeidersgezin in de Heerlense volksbuurt Zeswegen. Zijn vader was koelmonteur, zijn moeder werkte als schoonmaakster. Hij studeerde van 1999 tot 2004 fiscaal recht in Maastricht. Werkte zelf als schoonmaker bij de drukpers van het Limburgs Dagblad. En als fiscalist bij Deloitte. In 2005 werd hij vakbondsbestuurder en campagneleider bij de FNV. Meyer werd landelijk bekend als actieleider van lange stakingen door schoonmakers, voor wie hij een cao wist te bedingen. Hij was van 2006 tot 2022 gemeenteraadslid en fractievoorzitter namens de Socialistische Partij (SP) in Heerlen. Van november 2015 tot en met 2019 was hij partijvoorzitter van de SP. Sinds 1 april 2022 leidt Meyer het Nationaal Programma Heerlen-Noord.

Wat is volgens jou de kern van het verhaal van Heerlen-Noord anno vandaag? 

‘We hebben – in alle bescheidenheid – twee jaar na de start van het programma, denk ik, echt een goed verhaal. Heerlen-Noord heeft veel om trots op te zijn. Kent een trotse historie. Maar tegelijkertijd kleurt dat verhaal ook zwart. Heerlen-Noord scoort heel, heel slecht op allerlei lijstjes. In normaal Nederlands gezegd: we zijn het armste gebied van het land. 

En ja, dat is historisch verklaarbaar. In Heerlen-Noord gaat het om intergenerationele armoede. Om armoede die ontstaan is na de sluitingen van de steenkolenmijnen in de jaren zeventig. Waar ongeveer honderdduizend mensen hun werk verloren, niet alleen in de mijnen, maar ook in toeleverende bedrijven.’

Mijnwerkers
Beeld: ©Wikimedia Commons
De kompel (of: mijnwerker) had doorgaans een kwartier de gelegenheid om de meegebrachte boterhammen te eten (foto uit 1945).

Meyer is een kind van de stad. De glorietijd heeft hij niet meegemaakt. Daar is hij (met zijn 42 jaar) écht te jong voor.

‘Ik ben opgegroeid in Heerlen-Noord. Mijn opa's en mijn overgrootvader, die werkten in de Oranje-Nassau-mijnen. Als zo’n enorme industrie sluit, dan laat dat zijn sporen na. Dat zie je overigens in alle postindustriële gebieden. Maar hier is het wel écht ernstig: omdat zo’n honderdduizend van de ongeveer 400.000 mensen in de hele Mijnstreek hun baan verloren, hun werk verloren. En de beloofde vervangende werkgelegenheid is er eigenlijk nooit gekomen. Ik bedoel: fantastisch dat het CBS en de Belastingdienst hierheen kwamen, maar daar hadden veel oud-mijnwerkers en andere arbeiders weinig aan. Het is veelzeggend dat één van de laatste succesvolle iconen van arbeid na de mijnsluiting recent bijna geruisloos gesloten is: Nedcar.’

‘Mijn ouders hadden moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, maar stimuleerden me wel om te studeren’

Koempelmentaliteit. Koempel - een woord dat eigenlijk uit het Duits afkomstig is en ‘vriend’, of ‘kameraad’ betekent. Maar in de Mijnstreek is het synoniem geworden voor ‘solidariteit’ en ‘nooit opgeven’. In de mijnen was je op elkaar aangewezen. 
‘Ikzelf heb nooit een mijn in vol bedrijf gezien in Nederland: de mijnsluitingen die zijn écht van voor mijn tijd. Maar omdat ik wilde weten wat mijn opa’s hadden meegemaakt, ben ik wel afgedaald in een van de laatste steenkolenmijnen in Duitsland. 

En ik zeg je: ik voel me enorm verwant met de Mijnstreek. Dat is een andere verwantschap dan die van mijn opa’s. Ik identificeer me veel meer met de rauwe rafelranden. Van bijvoorbeeld de jaren negentig.  De junks rond het station, de heroïnehoertjes, de gesloopte gebouwen, de verkrotte woningen, waarover je nu alleen nog maar in boeken kunt lezen. Maar tegelijkertijd begint daar wel het verhaal van de intergenerationele armoede van Heerlen. Van mijn ouders, die moeite hadden om de eindjes aan elkaar te knopen. Maar me wel gestimuleerd hebben om te studeren.’

‘We hebben hier extreem veel goedkope, slecht onderhouden arbeiderswoningen’

Wat voor impact heeft de oorspronkelijke ‘functie’ van de wijk vandaag de dag nog op het wel en wee van de bewoners? 

‘Nou ja, vroeger zijn hier heel veel goedkope arbeiderswoningen gebouwd. Heerlen had in 1894 zo’n vijfduizend inwoners en in 1934 werd de vijftigduizendste inwoner ingeschreven, een vertienvoudiging. Woningen die als noodwoningen uit de grond werden gestampt, staan er vaak nog steeds. Een te groot deel is slecht onderhouden of ooit door de woningcorporatie verkocht. Niet voor niets dat 14- van de 28-duizend woningen ronduit slecht zijn met onder andere hoge energierekeningen als gevolg. 

Daar kwam nog een tweede historische factor bij die minder bekend is. Om na de mijnsluiting de operatie ‘van zwart naar groen’ uit te kunnen voeren (de operatie om de industriële mijnterreinen te herstructureren), waren de toenmalige woningbouwverenigingen de drijvende kracht. Logisch: de recessie van de jaren tachtig, de slechte koopwoningmarkt in de jaren daarna, dan weer een te hoge rentestand. De woningbouwverenigingen bouwden duizenden nieuwe sociale woningen, terwijl er juist te weinig sociaal werd gebouwd in rijkere gemeenten in de rest van het land. Dus we hebben in zekere zin te maken met de Wet van Murphy. Alles kwam samen, inclusief de inspiratieloze architectuur van de bloemkolenwijken van de jaren tachtig.’

Hij lacht even: ‘Dat zeg ik volstrekt subjectief, overigens. En ik mag dat zeggen, want ik ben in zo’n wijk opgegroeid.’ 

‘Als de rijke gemeentes niet voor hun eigen lage inkomens bouwen, dan gaan die lage inkomens noodgedwongen ergens anders naartoe – en komen ze hier terecht’

Welk effect heeft dat alles op Heerlen-Noord? 

‘Dat allemaal bij elkaar opgeteld heeft ertoe geleid dat we voor tienduizenden mensen met lage inkomens woningen hebben gebouwd. En die wonen er dan ook. Ze komen overigens lang niet allemaal uit Heerlen of uit Parkstad. Ze komen uit heel Zuid-Limburg. En inmiddels uit heel Nederland.

Ook in dat opzicht zie je dus een systemische doorwerking van een verarmde bevolking. Als de rijke gemeentes in de rest van Nederland niet voor hun eigen lage inkomens bouwen, dan zullen die lage inkomens altijd terechtkomen op andere plekken. In andere steden. En in relatief slechte woningen. 

In Heerlen-Noord zien we een enorme instroom van mensen met een bijstandsuitkering. In de armste buurt groeit 35 procent van de kinderen op in een bijstandsgezin en 15 procent van de kinderen in een gezin met arbeidsongeschiktheid. Als de helft van je kinderen in zo’n situatie opgroeit, nou, dan moet er iets gebeuren.’ 

Schoorstenen
Beeld: ©Harry van Opdorp
De val van de Lange Jan en de Lange Lies in 1976 – de schoorstenen van de Oranje Nassau-mijnen.

Voor het eerst in het gesprek is Ron Meyer stil. Denkt kort na.

‘Kortom, wat ik hiermee wil zeggen, is: als we de poging om die situatie te verbeteren niet een generatielang willen en durven volhouden, dan moeten we er ook niet aan beginnen. 

Je moet in je armste wijken stevige schouders toevoegen. Schouders waarop je kan leunen. Dat begint ermee dat je zorgt dat de jonge mensen die het hier beter doen dan hun ouders, de mogelijkheid hebben om hier te blijven wonen. Anno nu zijn er veel jonge mensen, en dat geldt ook voor vrienden en vriendinnen van mij, die het relatief goed doen en dan vertrekken uit de wijk. Ze kunnen ook eigenlijk niet anders dan wegtrekken.’

‘Na hun 28ste - als ze gaan settelen - trekken ze massaal weg; precies de categorie die je wilt behouden’

Je bedoelt: we moeten de sociale stijgers willen behouden? 

‘Ik vind dat begrip ‘sociaal stijgen’ eigenlijk best lastig: dat impliceert dat je dat individueel doet. Dat het niet uitmaakt op welke ondergrond jij stijgt. Als jouw ladder op beton staat, dan kun je bij wijze van spreken op basis van spierkracht omhoog. Maar als jouw ladder op moerasgrond staat, ja, dan kun je klimmen tot je een ons weegt, maar dan kom je niet omhoog. Sociaal stijgen doe je dus nooit alleen, het heeft altijd met de omstandigheden te maken.

Over Heerlen wordt gezegd dat jongeren er wegtrekken. Data vertellen wat anders. Tot de leeftijd van 28 hebben wij een bevolkingspiek in Heerlen. Dan groeit Heerlen zelfs een beetje. Doordat jongeren uit de omgeving hiernaartoe komen omdat ze hier goedkope woningen vinden. Na hun 28e, als ze gaan settelen, trekken ze massaal weg. Precies de categorie die je wilt houden: omdat je wilt dat ze in hun eigen wijk blijven wonen, in hun vereniging actief blijven, omdat ze een stevig sociaal netwerk in de wijk hebben.

Dat lukt alleen maar als je dat minstens een generatie lang kan doen. Ik geloof dat we onze opgave voor elkaar kunnen krijgen. Hoewel die mega-ingewikkeld is. Niet voor niks zijn we het enige gebied, dat 25 jaar (in plaats van 20 jaar) de tijd krijgt. 

Als ik eerlijk ben, weet ik nu bij God nog niet hoe we dat in vredesnaam in 25 jaar voor mekaar gaan krijgen. Want de achterstanden zijn gigantisch groot. Maar toch gaan we het doen!’

‘Van de 56.000 mensen in Noord zijn er de afgelopen tien jaar 32.000 ingestroomd of uitgestroomd - dat geeft aan dat ons fundament wankel is’

Wat is in jouw ogen de grootste bedreiging? 

‘Laat ik er drie noemen. Allereerst: het ontbreken van structurele financiering voor een periode van 25 jaar. Twee: het systemische karakter van de armoede. Ten derde: het karakter van onze in- en uitstroom. Van de 56.000 mensen die in Noord wonen, zijn er de afgelopen tien jaar 32.000 ingestroomd of uitgestroomd. Dat geeft aan dat ons fundament super wankel is. Je bouwt geen stabiele gemeenschap op zo'n enorme doorstroom.

Maar het allerbelangrijkste is dat we op een nieuwe manier met elkaar moeten gaan samenwerken. Waarbij samenwerken ook écht samenwerken is, en geen vreedzame co-existentie. 

Marco Pastors (programmadirecteur van NP Rotterdam-Zuid, red.), die ik beschouw als een wijze en waardevolle collega, heeft me daarvan doordrongen. Het zit ‘m écht in de vorm van samenwerken. Let op, ik zal niet alles exact doen zoals hij het gedaan heeft. Ik doe dit nu twee jaar, Marco Pastors zit na dertien jaar nog vol energie. Hij zegt recht voor zijn raap waar het op staat. Dat is goud waard. We zijn het echt niet overal over eens, maar ik zou gek zijn als ik niet van hem zou willen leren. 

Opnieuw samenwerken, waarbij je de portemonnee in het midden legt. Elkaar echt bevragen op hoe je je zaken organiseert. Elkaar ook echt durven aan te spreken. In ketens durven denken: waarbij het belang van de peuteropvang even zwaar weegt als het belang van de woningcorporaties. En het belang van de gemeente daarin net zo belangrijk is. Alleen zo vorm je met elkaar een sterke, evenwichtige alliantie. 

Het Rijk mag overigens ook wel wat minder bescheiden zijn. Het Rijk heeft de neiging om lokaal niet te willen voorschrijven wat er moet gebeuren. Dat is op zich heel verstandig. Maar wat meer regie, dat zou lang niet slecht zijn. Ik zie het Rijk en de ministeries een goede rol pakken. Dat is nodig: want van de drie grootste krachten - Rijk, gemeente en corporaties - mag je per definitie méér verwachten. Die moeten willen voorleven, het goede voorbeeld geven en anderen bij elkaar brengen. Dat is ook nodig, want van wat ik over de noodzaak van structurele financiering zei: de formerende partijen hebben het over bestaanszekerheid. Een belangrijk onderwerp voor veel mensen in Nederland. Dus: Put your money where your mouth is.

Lees de routekaart van onze kwartiermaker Lodewijk Asscher. Lees ons toekomstplan. We schrijven de mooiste woorden op. Maar als we die in de praktijk willen brengen, dan moeten we met elkaar de portemonnee echt in het midden willen leggen.’ 

‘Het Nationaal Programma Heerlen-Noord is een stigma op zichzelf, of ik dat leuk vind of niet’

Wat doen jullie nu al als programma Heerlen-Noord? Hoe is jullie inhaalrace gestart?

‘Inhaalrace. Sommige mensen adviseerden mij om het nooit meer over die achterstanden te hebben. Alleen, dat gaat niet. Ons programma is er om die achterstanden in te halen. Daarvoor moet je ze wel eerst blootleggen. De ongemakkelijke waarheid die sommigen het liefst onder het tafelkleed schuiven, maar daarmee gaan ze niet weg. Ik realiseer me dat we, bij alles wat we doen, per definitie stigmatiseren. Of je dat leuk vindt of niet. Het Nationaal Programma Heerlen-Noord is een stigma op zichzelf. 

Dat proberen we in balans te brengen door allerlei positieve activiteiten. Ik ben namelijk ook ongelooflijk trots op Heerlen-Noord. Dat is volkomen subjectief: maar ik leef in het mooiste gebied van Nederland met de grootste potentie. 

En ook die trots laten we zien. We zetten vol de schijnwerpers op wat ongelofelijk mooi en goed is. Zo organiseren we elk jaar in december Kerst in Kasteel Hoensbroek. Twee dagen gaan de poorten van het kasteel gratis open en brengen we mensen bijeen rondom een sprookjesachtig programma. We vertellen iets over de generatielange opgave zonder dat mensen gaan gapen.

De Kerstmannen Run gaat over gezondheid. Via de Bovengrondse Vakschool kun je je fiets laten repareren. Je kunt naar de barbier om je baard te laten doen of je haar te laten knippen. Via de Jan Terlouw Verhalen Prijs leggen we juist de nadruk op talentontwikkeling in plaats van op de bekende achterstanden. En elke avond wordt afgesloten met een spectaculaire Slotshow, een reusachtige projectie op het slotgebouw waarmee bijzondere verhalen van stad en streek verteld worden. In 2022 kwamen er vijfduizend mensen op af. Bij de laatste editie waren er bijna tienduizend mensen. 

Maar Heerlen-Noord begint met het investeren in de nieuwe generatie. En dat bedoel ik vrij letterlijk. We investeren in peuters, kleuters en kinderen. Wij investeren in een rijke schooldag. Extra talentontwikkeling en bevordering van gezondheid en bewegen voor de allerjongsten. Het is onze ambitie om in elke levensfase iets toe te voegen.’

‘Wat meer regie vanuit het Rijk zou lang niet slecht zijn’

Waarom moet je ook altijd de achterstanden actief benoemen? Waarom is dat nodig?

‘Politici in het land realiseren zich toch nog steeds niet, denk ik, hoe ernstig de omstandigheden zijn in die twintig gebieden die vallen binnen het NPLV. We hebben het over 1,3 miljoen mensen. Dat is geen kleine groep. En nee, die mensen zijn heus niet allemaal arm. En nee, er is niet alleen maar ellende. Er gebeuren heel mooie dingen. Maar, en dat zeg ik met klem: al deze gemeenschappen staan extreem onder druk. 

Want er wordt nogal wat van de sociale draagkracht van deze gebieden gevraagd. Ga maar na: waar komen – relatief gezien – de meeste mensen met een GGZ-achtergrond terecht? Of mensen die moeten leven van een bijstandsuitkering? Of statushouders? Kortom, waar komen al die mensen terecht die - linksom of rechtsom - hulp nodig hebben? Die komen allemaal in onze armste wijken terecht. 

Precies dat vergt dus solidariteit van je rijkste gemeenten. Dus moet je als Rijk ook een positie innemen. Om het maar eens zwart-wit te zeggen: je kunt ook besluiten om dat niet te doen, maar dan moet je niet meer klagen over dat mensen “afhaken”. Want dat wil ik even scherp stellen: de problemen van Heerlen-Noord zijn niet van Heerlense makelij. Wij vangen op wat te veel rijkere gemeenten in ons land nalaten. Dat is onhoudbaar geworden. 

Accepteer je dat de smalste schouders de zwaarste lasten dragen? Of ga je van de breedste schouders meer verwachten? Dat gaat niet vanzelf gebeuren. Dat vergt politiek lef. Hier in de wijken wonen veel niet-stemmers. En van de mensen die wel zijn gaan stemmen, heeft de absolute meerderheid van de mensen PVV gestemd. Zij verwachten veel van de huidige formatie en dat is terecht: ‘Beste Geert, dit zijn ook jouw mensen!’

‘We hebben zekerheid nodig, niet telkens een subsidiepotje van een jaar of twee’

Tot slot: wat is er nu echt nodig?

 ‘Zekerheid. Niet telkens een subsidiepotje van een jaar of twee. Maar echt kiezen voor de lange termijn. De opgave in Heerlen-Noord kost alleen al ongeveer een half miljard aan extra middelen de komende 25 jaar. Forse bedragen: 20 miljoen per jaar. Maar als je omrekent wat alleen CZ (de collectieve zorgverzekeraar, red.) aan bovengemiddelde ziektekosten kwijt is (in vergelijking met een vergelijkbaar gebied) is dat in Heerlen-Noord al 25 miljoen per jaar. Je bent meer geld kwijt als je het niet doet. Dus er valt iets te kiezen!’ 

Overheid van Nu gaat dit jaar het programma Heerlen-Noord volgen. Met enige regelmaat zullen we over de wijk, het programma, en – vooral – over de mensen in de wijk berichten.