‘We hebben veel geregeld, maar we zitten op een tijdbom’

Een deel van de vluchtelingen die Nederland bereikt is minderjarig én arriveert zonder ouders of familie. Deze alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s) vallen tot hun 18e onder de verantwoordelijkheid van het rijk. Na hun 18e wordt de gemeente verantwoordelijk. Die overgang zorgt voor problemen en zet druk op de samenwerking. Jan Murk (Nidos) en Elli Elskamp (YOIN) leggen uit waarom. Elskamp: ‘Ik denk dat er wel gemeenten zijn die achteraf denken: daar zijn we mooi ingestonken.’

Handen met kubus
Beeld: ©Ministerie BZK

In 1 minuut:

  • AMV’s krijgen bij binnenkomst in Nederland een voogd toegewezen vanuit het rijk. Dat verzorgt stichting Nidos.
  • Jongeren tussen de 15 en 18, die een vergunning hebben gekregen, komen terecht in kleinschalige opvangen in Nederlandse gemeenten. YOIN doet dit in de regio Gelderland.
  • Na hun 18e worden de jongeren de verantwoordelijkheid van de gemeente waarin zij verblijven. Die moet dan onder andere huisvesting en zorg regelen. Een flinke kostenpost, waardoor het draagvlak om AMV’s op te vangen afneemt. Dit legt weer extra druk op de overgebleven gemeenten.
  • Hoe werk je samen in een stelsel dat dit ‘vrijwel onmogelijk’ maakt? Murk: ‘Ik blijf uitleggen dat het komt door het ons opgelegde stelsel, waar we niets aan kunnen doen. Dus dan heeft het ook geen zin om elkaar iets te verwijten.’

Wie als minderjarige vreemdeling in Nederland aankomt, krijgt een voogd toegewezen. Stichting Nidos voert deze taak uit in opdracht van het rijk. De voogd is de wettelijke vertegenwoordiger van de jongere, maar de jongere woont niet bij de voogd in huis.

Opvang wordt namelijk anders geregeld. Voor jongeren onder de vijftien jaar in gezinnen, voor jongeren tussen de 15 en 18 jaar – met een verblijfsvergunning – zijn er kleinschalige opvanglocaties door het hele land. Waar de jongeren in kleine groepjes samenwonen, onder begeleiding.

YOIN (onderdeel van entrea lindenhout) is één van de organisaties die deze opvang verzorgt en doet dat in de regio Gelderland.

Prachtig model, niet meer houdbaar

Elli Elskamp is projectmanager van YOIN. Zij werkt samen met acht gemeenten om de opvang van deze jongeren te verzorgen. Hoewel elke gemeente het anders regelt volgens haar – ‘dat is niet lastig, wel inefficiënt’ – verloopt die samenwerking goed. Dat komt onder andere omdat ze in het begin veel heeft geïnvesteerd in het contact met die gemeenten.

Elskamp: ‘Onze huizen staan in gewone wijken, deze kinderen gaan gewoon naar school. Ik vind het ook heel natuurlijk om het lokaal in te richten, want daar waar je woont heb je de beste mogelijkheden.’

Ook Jan Murk, hoofd Bureau Opvang bij stichting Nidos, is fan van dit opvangmodel.

‘Voorheen kon het zijn dat een jongere in een huis woonde, maar op zijn 17e duidelijk werd dat er geen vervolghuisvesting was. Dan kwam de jongere weer in een AZC, soms in een andere gemeente, waar hij moest wachten op uitplaatsing. En die uitplaatsing kon dan ook weer in een andere gemeente zijn. Dan ben je alles kwijt wat je lokaal hebt opgebouwd. Nu is het zo dat de jongere vanaf zijn vijftiende echt een inwoner is van de gemeente. Daar is school, sport, dat is echt heel mooi.’

Een mooi model dus, maar niet zonder problemen.

Overheid van Nu spreekt Elskamp en Murk weliswaar in aparte interviews, maar ze identificeren dezelfde obstakels. Beiden zijn kritisch op ‘het stelsel’, dat onevenredig veel druk legt op gemeenten.

Murk vat het treffend samen:

‘Ik vind dat we geweldig samenwerken, binnen een stelsel dat samenwerking vrijwel onmogelijk maakt.’

Hoe werkt de opvang van YOIN?

In principe wonen vier jongeren samen in een huis. Sommige van deze huizen hebben 24/7 aanwezige begeleiding, maar het uitgangspunt is om samen met de jongeren in te vullen hoe de begeleiding het beste werkt. De begeleiders helpen de jongeren met praktische zaken, maar zorgen ook voor psychosociale begeleiding en kunnen fungeren als aanspreekpunt voor bijvoorbeeld de buren. De helft van de YOIN-medewerkers heeft zelf een migratieachtergrond en daar weer de helft van heeft zelf een vluchtverhaal. Daarom zijn zij ook een rolmodel voor de jongeren. Elskamp: ‘Dat is echt een succes gebleken. Ze laten zien dat je iets kunt worden, dat je echt mee kunt doen in de samenleving.’

‘Ik vind dat we geweldig samenwerken, binnen een stelsel dat samenwerking vrijwel onmogelijk maakt.’

Rijk, trek de portemonnee

Wat het voornaamste probleem is? De overgang tussen 18- en 18+.

Wanneer de jongeren 18 worden, zijn ze niet langer de verantwoordelijkheid van het rijk, maar van de gemeente waarin ze verblijven. Die gemeente moet dan huisvesting zoeken en zorg regelen. Omdat deze jongeren vaak te weinig geld hebben om zelfstandig van te leven – bijvoorbeeld te huren, eten en verzekeren – doen ze een beroep op de bijzondere bijstand. Die kosten komen ook op het bordje van de gemeente.

Murk: ‘Het stelsel is zo hard ingericht, het maakt samenwerking vrijwel onmogelijk. De gemeente heeft geen invloed op wie instroomt, maar moet wel huisvesting vinden als de jongere 18 wordt. Wij moeten dat afstemmen met de gemeente, maar we hebben geen wisselgeld. Eigenlijk hebben we elkaar niets te bieden.’

Ook Elskamp haalt dit aan. Ze vindt het onbegrijpelijk dat de gemeenten die in 2015-2016, tijdens het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis, bereid waren deze AMV’s op te vangen, nu de rekening gepresenteerd krijgen. Terwijl gemeenten die destijds weigerden, zich nu ook geen zorgen hoeven te maken over deze extra kosten.

Elskamp: ‘Er zijn gemeenten die echt hun nek hebben uitgestoken. Ze hebben compassie getoond en worden vervolgens niet ondersteund door de ministeries. Ik denk wel dat er gemeenten zijn die achteraf denken: daar ben ik mooi ingestonken.’

De oplossing ligt volgens haar bij het rijk, in het bijzonder bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Die moet de portemonnee trekken om deze gemeenten te ondersteunen.

‘Het is echt belangrijk om de goodwill die we nu hebben, niet te verliezen. Ze verdienen het niet om de lasten in hun eentje te dragen. Als Justitie dit gebaar maakt, dan staan ze onder minder druk.’

Gemeenten haken af

Murk merkt dat het draagvlak bij de gemeenten steeds meer afneemt. Dat gaat zover als eenzijdig communiceren dat een gemeente heeft besloten te stoppen met de opvang.

‘Dat gaat niet over één of twee gemeenten, maar over meerdere gemeenten. En dat legt weer meer druk op de andere gemeenten. Uiteindelijk is het de jongere die daar last van heeft. Dan breekt er wéér een periode aan van onduidelijkheid en onzekerheid. Dat is in strijd met hoe we met jeugdzorg omgaan en vind ik heel jammer.’

Het lastige is volgens hem dat alle partijen die een rol spelen in het oplossen van het probleem, zich niet geroepen voelen de leiding te nemen om dat te doen.

Murk: ‘Er bestaat al twee jaar een werkgroep die het inhoudelijk eens is dat het een probleem is. Maar niemand vindt dat het bij zijn eigen taak hoort. En allemaal hebben ze geen geld. Het is bijna Kafkaësk.’

Hij snapt het dilemma, ook voor het ministerie van J&V.

‘Ik vind ook niet dat zij per se hoofdverantwoordelijk zijn voor het probleem. Ik snap dat zij denken: wij zijn verantwoordelijk tot 18 jaar, daarna is iemand geen asielzoeker meer én volwassen, wat moeten wij dan nog? Maar iemand moet de lead nemen om het op te lossen, anders komen we niet verder.’

‘Justitie trekt op 18 de stekker eruit, en dan moet ik maar zien waar ik het inplug’

Leeftijdskalender

Elskamp benadrukt bovendien nog een tweede probleem met de overgang naar 18 jaar.

‘In Nederland hanteren we een leeftijdskalender: als je 18 bent, dan ben je volwassen. Maar niet iedereen is dan al klaar om op eigen benen te staan.’

Elskamp zou liever zien dat wordt uitgegaan van zelfredzaamheid, in plaats van een kalenderleeftijd. Of iemand nou op 19 jaar, 18 jaar en 2 maanden of 17 jaar en 6 maanden klaar is om de opvang te verlaten. Een vergelijkbare afspraak is gemaakt in de jeugdzorg.

Murk is het daarmee eens. ‘Aan de ene kant zijn deze jongeren heel zelfstandig, want ze zijn hier ook alleen of semi-alleen gekomen. Maar aan de andere kant zijn ze nog heel jong en moet je ze niet als volwassenen behandelen. Ze zijn tegelijk ook heel kwetsbaar.’

Elskamp en Murk zien investeren in deze groep daarom als social return. Het geld dat nu niet wordt geïnvesteerd, wordt later uitgegeven aan kosten voor medische zorg, schuldhulp of initiatieven tegen vereenzaming.

Murk: ‘Het gaat om iets van 10 miljoen euro per jaar. En dat kost het eigenlijk niet hè? Want de totale maatschappelijke kosten gaan niet omhoog, alleen gaat het geld ergens anders naartoe. Ik hoop echt dat mensen boven zichzelf uit stijgen om oplossingen te vinden. Want we hebben in vijf jaar veel geregeld. Maar we zitten op een tijdbom.’

‘We hebben in vijf jaar veel geregeld. Maar we zitten op een tijdbom’

Samenwerken in een ‘onmogelijk’ stelsel

Hoe werk je dan toch goed samen als het stelsel dat ‘vrijwel onmogelijk’ maakt? Kan dat eigenlijk wel?

Ja, zeggen Murk en Elskamp.

Murk: ‘Als het moeilijk wordt, probeer ik het altijd uit de verwijtensfeer te halen. Ik blijf uitleggen dat het alleen komt door het ons opgelegde stelsel, waar we niets aan kunnen doen. Dus heeft het ook geen zin om elkaar iets te verwijten.’

Elskamp: ‘Blijf altijd dicht bij de bedoeling. Als er een conflict dreigt, dan ga ik terug naar de opdracht, namelijk goede zorg leveren voor deze jongeren. Als je teruggaat naar die gedeelde waarden, dan kom je altijd tot oplossingen.’

Want uiteindelijk moet het daarom gaan, daar zijn beiden het over eens. Om het welzijn van deze jongeren, die vaak vele beproevingen hebben doorstaan voor ze in Nederland aankwamen. En die ook na hun 18e moeten kunnen terugvallen op het door hen opgebouwde netwerk.

Ook als dat dan maar in een onmogelijk stelsel moet.

In navolging op dit artikel gaat Overheid van Nu in gesprek met één of twee Nederlandse gemeenten die AMV’s opvangen of hebben opgevangen. Houdt onze website in de gaten de komende tijd!