Samenwerken volgens het boek(je): Het nieuwe land

Het nieuwe land (2013) vertelt het verhaal van het ontstaan van Flevoland. In dertig jaar tijd werd de grootste polder ter wereld drooggelegd, waardoor het Nederlandse grondgebied 10% groter werd. De polder moest een nieuwe, ‘maakbare’ samenleving worden, en de bewoners werden daarop geselecteerd door Rijksambtenaren. En, vraagt schijfster Eva Vriend zich af, is dat iets uit het verleden of is Nederland een land dat nog steeds selecteert?

Foto van kaft van het boek 'Het nieuwe land'
Beeld: ©Ministerie BZK

In deze zomerrubriek onderzoekt Overheid van Nu wat we kunnen leren over samenwerken in Nederland uit non-fictie romans. We lezen: Het geluk van Limburg van Marcia Luyten, Het nieuwe land van Eva Vriend, Van wie is de stad van Floor Milikowski, Het Pauperparadijs van Suzanna Jansen en Het Dorp van Wim Daniels.

Korte samenvatting

Het nieuwe land is gebaseerd op bronnenonderzoek en interviews. Aan de hand daarvan schetst historica en journaliste Vriend de ontstaansgeschiedenis van Flevoland. De selectiemethode van het Rijk heeft veel impact gehad op de levens van mensen – zowel op hen die een boerderij kregen in de nieuwe polder als de mensen die werden afgewezen.

Dit boek in 5 kenmerkende begrippen

Selectiecommissie, eerste generatie bewoners, pioniersmentaliteit, maakbare samenleving, de afgewezenen.

Samenwerken volgens Het nieuwe land

Wat kunnen we leren uit Het nieuwe land over hoe de mensen met elkaar samenwerken? Wat moeten we weten over de regio? Ons valt de volgende passage op:

‘Een zeker gevolg van de selectie is wel merkbaar, denk ik zelf. Het gegeven dat de eerste generatie uitverkoren was, biedt nog altijd volop inspiratie: ‘Hier in de polder regelen we het wel. Laat ons maar schuiven’.’

De selectiemethode is de voedingsbodem voor een gezonde dosis zelfvertrouwen. Heel Nederland kent dorpen en wijken die met dank aan vrijwilligers flink wat voor elkaar weten te krijgen, zo ook in Flevoland. Alleen hier hebben ze dat te danken aan de pioniersmentaliteit waar de eerste bewoners op geselecteerd zijn. Dat geloven ze tenminste zelf.’

[…]

‘Die positieve spirit moet overslaan naar ‘het merk Flevoland’. Dat is inderdaad nog veel te agrarisch, concluderen de provinciale toeristenorganisaties met het provinciaal bestuur. Het imago moet meer gaan leunen ‘op het karakter van de avonturier en de pioniers. […] De Flevolander is trots op wat hij bereikt, op zijn omgeving. Hij maakt de beleving compleet. Met een lach en een knipoog.’

Het maakt de Flevolanders een beetje tot de corpsballen van het Nederlandse platteland. Om een vlotte babbel of een goede grap zitten ze niet snel verlegen. ‘Ons kent ons’ speelt nog steeds een rol. Net niet arrogant, maar enige zelfgenoegzaamheid is ze vaak niet vreemd. Met dank, misschien wel, aan de selectiemethode.’