Wat merkt de Triple Helix van interbestuurlijke samenwerking?

‘Werken als een overheid’, en ‘samenwerken, zodat iedereen in Nederland er baat bij heeft’, dat is het adagium van het Interbestuurlijk Programma. Wanneer lukt dat? Waarop valt nog te verbeteren? In een tweeluik laten Bert Kip (CEO Brightlands Campus) en Pieter Meekels (wethouder Sittard-Geleen) zien, hoe de Regionale Proeftuin Zuid-Limburg zowel profijt als last kan hebben van de overheid.

Plant Chemelot
Beeld: ©www.chemelot.nl

Dit eerste gesprek met Bert Kip gaat over sturingsfilosofie, korte- en lange termijndoelen en culturen in organisaties. Aan de hand van een van de best bewaarde geheimen van Nederland: de Brightlands Chemelot Campus, die misschien wel het volgende Brainport-achtige succesverhaal van Nederland kan worden.

Kip is sinds de oprichting in 2012 betrokken bij Brightlands Chemelot Campus: ‘eigenlijk was ik de eerste die op de pay-roll kwam te staan.’ Het bedrijf heet in de Limburgse volksmond nog steeds ‘De DSM’, maar bestaat op die manier allang niet meer. In de afgelopen jaren is telkens een ander bedrijfsonderdeel van dat oude DSM verkocht. Aan Sabic bijvoorbeeld; de grootste beursgenoteerde onderneming van Saoedi-Arabië. Een ander bedrijfsonderdeel is verkocht aan het Duitse Covestro. En weer een ander bedrijfsonderdeel is in Chinese handen.

Samen met de provincie en verschillende gemeenten is een brede alliantie van bedrijven, kennisinstellingen en overheden het laatste half jaar aan de slag gegaan met de toekomst van het grote chemiecluster Chemelot ontstaan uit de vroegere chemiereus DSM. Dat heeft geleid tot de kersverse Ontwikkelagenda Chemelot Circular Hub. Gemotiveerd door het Interbestuurlijke Programma (IBP).

Wat is er in de afgelopen jaren eigenlijk gebeurd?

Kip: ‘Met Chemelot Circular Hub zet Limburg concrete stappen op weg naar een circulaire samenleving. Met chemisch industrieterrein Chemelot en de bijbehorende Brightlands onderzoek- en ontwikkelcampus als kloppend hart. Samen werken we aan een circulair knooppunt waar inwoners, MKB en industrie zorgvuldig omgaan met mensen, met grondstoffen, met energiebronnen en met ruimte. Dat moet de toekomst van wonen, werken en leren in Zuid-Limburg gaan belichamen.’

Waar staan jullie nu?

De partijen zijn hard aan de slag om die Circular Hub te realiseren. In de afgelopen twee jaren  zijn we razendsnel opgeschoten. En we zijn succesvol. Maar stilzitten, dat kunnen we niet. Ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid en circulariteit gaan razendsnel.  

‘Zuid-Limburg wil doorgroeien tot leading regio in circulariteit’

Hoe gaat dat eigenlijk in zijn werk? Hoe start zo’n traject?

Ik weet nog goed dat ik met Pieter Meekels en het rijk aan deze tafel zat. Dan hebben we het over 2019. Rijksambtenaren vroegen ons: willen jullie geen onderdeel uitmaken van een Proeftuin. Om met elkaar een toekomstvisie op te stellen. Elke donderdag zaten we bij elkaar: zo hebben we gekeken naar de business-kansen, naar het toekomstige verdienvermogen van de regio, kansen voor het onderwijs. Dat ging supersnel. Ik moet zeggen: regionaal samenwerken gaat dan bijna vanzelf. Met het rijk is dat toch wat ingewikkelder. Je zou het wellicht met een Europese stekker in een stopcontact uit het Verenigd Koninkrijk kunnen vergelijken: het sluit niet altijd aan.

Wat leverde het traject op?

‘In de Investeringsagenda hebben we vastgesteld dat circulariteit onze nieuwe kern is. Dat zeggen we omdat we denken dat we over al de benodigde elementen beschikken. Bovendien zijn we ervaringsdeskundigen op het gebied van transitie: we hebben immers al eerder twee grote transities meegemaakt: de sluiting van de mijnen in de jaren zeventig. En wat minder lang geleden: de grote veranderingen rond DSM.’

‘Dus ook nu zijn we – opnieuw – op zoek naar toegevoegde waarde. Daarmee hebben we haast. Want internationaal staat het ook niet stil: in het Midden-Oosten is er al een oil to chemical-transitie aan de gang. Daar wordt niet meer niet alleen olie geëxporteerd, maar ook omgezet in producten.’ 

Je wil maar zeggen: het is één voor twaalf?

‘Ja! Want ook in de fossiele wereld heeft Chemelot al enorme concurrentie. Feitelijk doet het Midden-Oosten hetzelfde als wij willen: produceren met de ingrediënten in je directe omgeving.  Alle reden om juist hier door te pakken.’

‘En dan niet in de fossiele wereld, maar in de circulaire manier van werken. Waarbij afval, biomassa in relatie tot dat wat in je directe omgeving aanwezig is, als het ware de 'nieuwe grondstof' voor al je producten wordt. In dat opzicht wil Zuid-Limburg doorgroeien tot  leading regio in circulariteit. Dat zien we als een geweldige kans. En dat hebben we opgeschreven in onze Investeringsagenda.’

Wat moet ik me bij een investeringsagenda voorstellen?

‘Deze agenda is gestoeld op vier pijlers. De eerste is ‘innovatie en business development’. Waarmee we bedoelen dat we in het hier en nu innovaties willen omzetten in verdienvermogen. Dat doen we in samenwerking: grote partijen als  RWE met  een vergassingsinstallatie en SABIC en Plastic Energy om kunststofafval te pyrolyseren zodat dit gebruikt kan worden als voeding voor de kraker.  Zij zetten  zogenoemde first in kind fabrieken op. Waar voor het eerst een innovatie in een grootschalig fabrieksproces gegoten wordt.’ Vaker is het nog niet zover en worden nieuwe processen op kleinere schaal uitgeprobeerd in pilot- of demonstratie fabriekjes.

‘De tweede pijler is gestoeld op de Human Capital Agenda. Hoe leiden we mensen met behulp van doorgaande leerlijnen een leven lang op? Op alle niveaus.’

‘De derde pijler is het circulaire fundament, waarin we onderzoeken hoe we duurzame afvalstromen naar deze plek kunnen vervoeren. Dat is een enorm distributie- en vervoersvraagstuk: ook op dat vlak moeten we innoveren én verduurzamen.’

‘De vierde pijler is de maatschappelijke omgeving: de leefomgeving, waarin we werken. Onze omgeving is sterk veranderd: wederkerigheid is de norm. Het bedrijfsleven kan niet meer simpelweg stellen dat we hier maar gewoon aan de gang gaan. Je moet inwoners en het regionaal MKB betrekken bij alles wat je doet.’

‘Inmiddels hebben we ook samen met zestig mensen uit deze regio gewerkt aan het CEAP (Circular Economic Action Plan). Daarin hebben we de agenda uitgewerkt in concrete projecten. Projecten waarin we beschrijven wat we samen  ook echt gaan doen.’

Maar…?

‘Nou ja, hoe verbinden we nu de nationale agenda nu echt met deze regionale agenda en -plan? Dat is écht een uitdaging. Want het rijk vraagt ons ook na te denken over hoe onze regionale agenda zich verhoudt tot de regio Delfzijl (om maar een willekeurig voorbeeld te noemen). En eigenlijk is mijn voorlopige conclusie dat we in Nederland nog helemaal niet zo goed regionaal kunnen denken. We denken feitelijk nog te veel in Haags, lees: in nationaal instrumentarium.’

Samenwerken is complex?

Kip glimlacht. ‘Dat is een understatement. Natuurlijk is dat complex. Ook voor ons, op lokaal en regionaal niveau. Omdat we met verschillende actoren samenwerken, zoals gemeenten, de universiteit en de hogeschool, en met marktpartijen – groot en klein. Hier, lokaal en regionaal. En een aantal van die spelers moet op nog heel andere niveaus verantwoording afleggen: de directeur van Sabic heeft verantwoording af te leggen aan zijn Board in Riyad, om maar eens wat te noemen. Anderen schakelen met London of Beijing.’

‘Al die belangen moeten uiteindelijk samen kunnen komen. Dat is dan gelijk een groot verschil tussen Brainport en Chemelot: rond Brainport zitten marktpartijen, waarvan de beslissers nog in de regio aanwezig zijn. In Chemelot is dat anders: we  zullen ze  moeten verleiden om juist hier in Nederland te investeren in een circulaire toekomst.’ 

‘Daarvoor is nationale support keihard nodig. Want als deze industriële transitie niet lukt, dan blijft er bij wijze van spreken – als we het over toekomstig verdienvermogen hebben – alleen toerisme over. En dat lijkt me voor Limburg en de BV Nederland geen goede zaak.’

Wat betekent dat dan voor interbestuurlijke samenwerking?

‘Dat betekent in mijn ogen dat je het op iedere plek weer net anders moet organiseren. Moet je  nationaal faciliteren, wat regionaal werkt.’

‘De vraag is dus of Nederland one size fits all is. Of kunnen we – en durven we – ook regionale verschillen aan te brengen en te bouwen op regionale kracht? Bijvoorbeeld op het niveau van die samenwerkingen met universiteiten, waar we het eerder over hadden: voor de regio Limburg is samenwerking met Aken logischer dan een samenwerking met de TU Delft.’

‘Op korte termijn lijkt dat misschien  slechter voor de BV Nederland. Maar op de langere termijn beter voor ons allemaal. Dus: waar kiezen we voor? Want uiteindelijk willen we allemaal dat we gebruik maken van de kracht die in de Nederlandse regio zit.’

‘Chemelot is cruciaal voor dat verdienvermogen. Maar als we niet oppassen, dan zijn we dat straks kwijt. Dat willen we geen van allen, niet in de regio en niet op nationaal niveau. Dat kan alleen als de nationale overheid de ‘helpende hand’ biedt. Als regio kunnen we het echt niet alleen. Maar omdat iedere regio nu net even anders is, zou de kern van interbestuurlijk werken  ‘eenheid in verscheidenheid’ moeten zijn.'