‘Met deze 3 rapporten is een nieuw kabinet klaar voor beter binnenlands bestuur’

‘Het gemiddelde college van B en W holt nu tussen 33 regionale samenwerkingen heen en weer. BZK moet zijn stelselverantwoordelijkheid steviger invullen en zorgen dat interbestuurlijk samenwerken in de regio beter doordacht en gestroomlijnd gebeurt.’ Aldus medeauteur Caspar van den Berg over het derde ROB-adviesrapport in vier maanden: ‘Droomland of niemandsland? Uitgangspunten voor het besturen van regio’s’.

Deze afbeelding toont de covers van de drie adviesrapporten waarover in dit artikel wordt gesproken.
Beeld: ©ROB

Een trilogie

Met ‘Droomland of niemandsland? Uitgangspunten voor het besturen van regio’s’ brengt de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) zijn derde adviesrapport in vier maanden uit over het samenspel tussen bestuurslagen. In maart verscheen ‘Rust, reinheid en regelmaat - evenwicht in de bestuurlijk-financiële verhoudingen’. In mei kwam ‘Rol nemen, ruimte geven - de rol van het rijk bij interbestuurlijke samenwerking’ uit. Elk advies werd uitgebracht op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zelf, dat in deze trilogie vaak de hoofdrol speelt.

Het gaat om ‘meer dan geld’

Aanleiding voor het eerste rapport waren de gespannen financiële verhoudingen tussen decentrale overheden en rijk. De ROB concludeerde dat het gaat om “meer dan ‘meer geld’”. Er is, constateert het rapport, ‘een verderstrekkende disbalans tussen taken, organisatie, bevoegdheden en bekostiging. Door deze disbalans is er te weinig ruimte voor decentrale overheden om zelf beleidskeuzes te maken en wordt hun slagkracht beperkt’. Het ROB roept het volgende kabinet op om ‘fundamentele keuzes te maken in de bestuurlijk-financiële verhoudingen’.

De rol van het rijk als partner in interbestuurlijke samenwerkingen staat centraal in het tweede rapport. Is de rijksoverheid daarin echt de gelijkwaardige partner van de provincies, gemeenten en waterschappen, die het graag wil zijn? Daar ligt nog ruimte voor verbetering, concludeerde het rapport. Met de aantekening dat er óók situaties zijn waarin er juist behoefte is aan meer sturing of regie vanuit het rijk. Of een meer inhoudelijke bijdrage.

'De structuren zijn zo versnipperd dat integraal beleid moeilijk tot stand komt’

Caspar van den Berg
Beeld: ©C. van den Berg
Caspar van den Berg, lid Raad voor het Openbaar Bestuur

In de knel

In het derde rapport verdiept de ROB zich verder in de effecten van regionalisering op gemeentelijk niveau. Caspar van den Berg, als ROB-lid nauw betrokken bij de drie rapporten: ‘Wethouders en gemeenteambtenaren hollen nu gemiddeld tussen 33 regionale samenwerkingen heen en weer. De focus op het regionale schaalniveau op zichzelf is goed te begrijpen. Maar dan moeten er op die schaal van de regio wel de juiste bestuurlijke instrumenten en financiën voorhanden zijn. En daar knelt het op dit moment. Een aanzienlijk deel van de gemeentelijke begroting wordt in samenwerkingsverbanden besteed.’

In 2005 ging 8 procent van het gemeentegeld eraan op, in 2018 was dat 20 procent. Nu, drie jaar verder, zal dat percentage alleen maar gestegen zijn. Van den Berg: ‘Professionals op het regionale niveau leveren geweldig werk, maar zij hebben er last van dat hun werk geen directe democratische legitimatie kent. En dat de structuren zo versnipperd zijn dat integraal beleid voor een bepaald gebied moeilijk tot stand komt.’      

'Zorg dat niet elk ministerie voor de uitvoering van zijn beleid weer een nieuwe regionale samenwerking optuigt'

Rol voor BZK

Hier ligt een rol voor BZK, stelt Van den Berg: ‘Het ministerie is verantwoordelijk voor ons bestuurlijk stelsel en daarmee voor de inrichting van het binnenlands bestuur. Dat kan bijvoorbeeld door te zorgen dat niet elk ministerie voor de uitvoering van zijn beleid weer een nieuwe regionale samenwerking optuigt. Laat zo’n departement eerst kijken of het kan samenwerken met een ander domein.’

De opdracht voor de volgende minister van BZK zal zijn om een nieuwe visie op het binnenlands bestuur uit te werken en op die manier ook de positie van het eigen departement tussen de andere departementen te verstevigen, zegt Van den Berg. ‘Met deze drie adviesrapporten kan de minister daarmee in ieder geval goed aan de slag.’