‘Prettig wonen voor iedereen’

Het is een actueel onderwerp dat veel mensen in Nederland ook aan den lijve ondervinden: de krapte op de woningmarkt. Er is een grote vraag naar woningen, en tegelijk is er maar weinig passend aanbod. In de Grondwet staat dat het bevorderen van voldoende woongelegenheid ‘voorwerp van zorg’ is voor de overheid. Gemeenten, provincies, rijk en ook waterschappen zijn voor het uitvoeren van die taak sterk van elkaar afhankelijk. Dat maakt ‘de woonopgave’ bij uitstek een casus voor de studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen.

Een bouwplaats met nieuwe woningen

Om de woningnood op te lossen is de landelijke doelstelling dat er tussen 2019 en 2030 ieder jaar circa 75.000 woningen moeten worden gebouwd. Dat is een uitwerking van de IBP-opgave voor wonen. De afgelopen 10 jaar haalden we dat aantal woningen bijna geen enkel jaar. De studiegroep bekijkt vooral wat de knelpunten, kansen en dilemma’s zijn in de interbestuurlijke en financiële verhoudingen om te zorgen dat er wel genoeg huizen worden gebouwd, die betaalbaar zijn en aansluiten bij de wensen van de woningzoekenden.

Meer dan stenen stapelen

‘We moeten in Nederland snel veel meer huizen bouwen’, zegt Chris Kuijpers (ministerie van BZK en lid van de studiegroep), ‘Voor starters, gezinnen, ouderen. Maar ook voor mensen die het al extra moeilijk hebben. Voor vluchtelingen die in Nederland mogen blijven. Voor mensen met verward gedrag. Of voor hen die net hun gevangenisstraf hebben uitgezeten. Snel bouwen dus, maar wel voor iedereen!’

Aan de kwaliteit van de woningen stelt de overheid eisen. Zo moeten nieuwe huizen bijna energieneutraal zijn en hebben zij geen aansluiting voor aardgas. ‘Ook is het belangrijk dat we naar de effecten kijken op de hoeveelheid en de kwaliteit van het water als we ergens huizen bouwen,’ legt Co Verdaas uit (dijkgraaf en lid van de studiegroep). ‘Waterschappen voeren mede daarom een watertoets uit als er ruimtelijke plannen worden gemaakt.’

De gemeenten en provincies hebben nu de grootste rol als het gaat om het zorgen voor meer woningen. Die verantwoordelijkheid is gedecentraliseerd. ‘We moeten nu echt stappen zetten om de bouwproductie te verhogen. De Rijksoverheid moet daarin een rol pakken, maar moet niet die van provincies en gemeenten doorkruisen. Dat is niet eenvoudig. De studiegroep kan overheden een perspectief bieden voor een betere samenwerking. En die is nodig om de woonproductie te verhogen’, zegt Onno Hoes (oud-burgemeester en lid van de studiegroep).

Aan het werk

De leden van de studiegroep pluizen nu de casus uit: ze bestuderen onderzoeken en gaan met verschillende deskundigen in gesprek over de woonopgave. En natuurlijk maken de leden optimaal gebruik van elkaars kennis en ervaring. Hetzelfde doen zij bij nog twee andere casussen: ambulantisering van de GGZ en de energiestransitie. Eind maart, zo is de planning, komt de studiegroep met eerste bevindingen: kansen, knelpunten en dilemma’s om als overheden beter samen te werken aan de grote maatschappelijke opgaven. Op het gebied van de casussen, maar ook in het algemeen. Daarna gaat de studiegroep ‘on tour’ om die bevindingen te bespreken en verder uit te werken. Voor de zomer van 2020 komt de studiegroep met een rapport, zo is het plan.