Nationaal Programma Kansrijke Vliegtuigbergingen: ‘Je hoeft als Rijk niet altijd te sturen’

Gedurende WOII gingen boven Nederland zo’n 5.500 vliegtuigen verloren. Een groot aantal hiervan is na de oorlog nooit geborgen. In 2019 – 75 jaar na de bevrijding – startte het Nationaal Programma Kansrijke Vliegtuigbergingen om recht te doen aan de nabestaanden van de vliegers die destijds vermist raakten. BZK, Defensie en gemeenten sloegen de handen succesvol ineen, stelt betrokken beleidsmedewerker Carmen Vaessens (BZK): 'Het programma laat zien dat je met een helder doel – het waarderen en waarborgen van onze vrijheid – partijen kunt verbinden en samen iets bijzonders kunt neerzetten.’

Herdenkingsceremonie in Almere in het kader van berging vliegtuigwrak aldaar
Beeld: ©Lex Beers / Herdenkingsceremonie in het kader van een vliegtuigberging te Almere
Carmen Vaessens: ‘Het Nationaal Programma Kansrijke Vliegtuigbergingen maakt het voor gemeenten laagdrempeliger om vliegtuigwrakken uit de oorlog te bergen, en laat emotionele of maatschappelijke redenen prevaleren boven financiële.’

In aanloop naar de eerste voortgangsbrief van het Nationaal Programma Kansrijke Vliegtuigbergingen sprak Overheid van Nu met Carmen Vaessens, beleidsmedewerker binnen de directie Bestuur, Financiën en Regio’s van het ministerie van BZK. Sinds twee jaar is zij betrokken bij het programma, als inhoudelijk secretaris en eerste aanspreekpunt. 

Haar affiniteit met het onderwerp is groot, vertelt zij. ‘Mijn persoonlijke achtergrond maakt het werk aan dit programma voor mij extra bijzonder. Ik ben opgegroeid in Zuid-Limburg, in Margraten, waar een militair kerkhof ligt. Ik heb een Duitse oma en een Nederlandse opa die veel vertelden over de oorlog. Om door middel van deze vliegtuigbergingen nu verbindingen te kunnen herstellen tussen Nederland en Duitsland vind ik erg mooi.’ 

Ik begreep dat er voor 2019 ook al vliegtuigen geborgen werden. Hoe zit dat, en wat veranderde met de komst van het Nationaal Programma?
 

‘Gemeenten konden voorheen al aanspraak maken op een kostenvergoeding van 68% bij vliegtuigbergingen via de zogeheten “Bommenregeling”. Maar met name voor kleinere gemeenten bleek dit niet voldoende. Zo’n berging is een groot project waar veel organisatorische kracht, expertise en budget voor nodig is. Gemeenten moesten dan vaak een praktische afweging maken: is het gevaarlijk, moet er gebouwd worden, zijn er explosieven? De emotionele waarde voor nabestaanden woog dan minder sterk mee, mede vanwege de kosten. De NPO-documentaire Liever dood dan vermist liet zien hoe schrijnend het is voor nabestaanden om nooit te weten wat er met hun familieleden is gebeurd. Dat was de reden voor de Rijksoverheid om in 2019 het voortouw te nemen vanuit een faciliterende rol.’

‘De emotionele waarde voor nabestaanden woog vaak niet mee, mede vanwege de kosten’

Die financiering is nu anders?
 

‘Sindsdien vergoeden we 100% van de direct aan de berging gerelateerde kosten. Daarmee maken we het voor gemeenten laagdrempeliger om bergingen uit te voeren. Niet alleen wanneer daar een directe ruimtelijke reden voor is, of sprake van explosiegevaar. Maar ook als die reden emotioneel of maatschappelijk van aard is. Sinds de start van het programma zijn er negen bergingen uitgevoerd, met twee nieuwe in voorbereiding.’
 

Dat aantal klinkt nog best bescheiden.
 

‘We doen er maximaal drie per jaar, vooral vanwege praktische beperkingen zoals het stormseizoen en broedseizoen. Maar ook gezien de omvang van het project dat zo’n vliegtuigberging nu eenmaal is. Er komt veel bij kijken, maar daar kiezen we deels bewust voor. We stimuleren gemeenten altijd om breder te denken: “hoe kun je deze berging verbinden met educatie, herdenking en bewustwording?” Deze vliegtuigbergingen zijn onderdeel van een belangrijk verhaal, dus is het zaak om te kijken hoe we dat kunnen vertellen.’
 

En hoe wordt dat verhaal verteld?
 

‘We investeren hierin met middelen, tijd en ons netwerk, denken mee over wat er onder het programma kan vallen en bij onze grotere ambitie past. We zien dat er lokaal lesprogramma’s worden ontwikkeld voor scholen, bezoekersdagen worden georganiseerd op bergingslocaties en tentoonstellingen worden opgezet waarin wrakdelen en verhalen worden gepresenteerd. Ook zijn er lokale en nationale documentaires gemaakt, en een internationale documentaire die op het Britse Channel Four is uitgezonden. Het mooie is: gemeenten pakken dat zelf op, en wij ondersteunen waar we kunnen. Net zo is de verhouding binnen het gehele Nationaal Programma: de gemeente als bevoegd gezag, het Rijk in de ondersteunende rol.’

‘Het uitgangspunt is: laat de doelgroep zelf bedenken wat werkt, en ondersteun dat’

Kun je die ondersteunende rol eens schetsen?


‘Als het gaat om de maatschappelijke impact zien we dat gemeenten op lokaal niveau veel initiatieven ontwikkelen. Veelgehoorde feedback vanuit hen was echter dat zij het zouden waarderen als er op nationaal niveau ook wordt ingezet op die maatschappelijke impact. Dat signaal heeft ertoe geleid dat we een kerngroep hebben opgericht om het enorme veld van betrokken organisaties te verbinden – van onderwijsinstellingen en veteraneninstituten. 

Samen met die kerngroep ondersteunen we in de ontwikkeling van deze projecten. Onze taak als BZK is dan om te kijken of er op Rijksniveau partijen nodig zijn, zoals VWS of OCW. Het uitgangspunt is: laat de doelgroep – de jonge generatie – bedenken wat werkt, en ondersteun dat in co-creatie.’


Heb je een voorbeeld van wat op nationaal niveau werkt?


‘Samen met de kerngroep hebben we twee projecten gestart. Met beide projecten gaan we samen met de volgende generatie aan de slag rondom de vraag hoe we de maatschappelijke impact van vliegtuigbergingen kunnen vergroten. Eén met basisschoolkinderen via Consulting Kids, waarbij leerlingen ideeën bedenken om de geschiedenis op een aansprekende manier over te brengen. Bijvoorbeeld via apps die lijken op Pokémon Go, waarin je wraklocaties kunt vinden en bezoeken. Het andere project is een hackathon met MBO, HBO en universiteiten, waar studenten concrete projectideeën ontwikkelen. We proberen zo antwoord te krijgen op: hoe ziet de volgende generatie dit zelf? Wat kunnen wij van ze leren?’

‘Het helpt dat dit onderwerp niet erg gepolitiseerd is - het is dus makkelijker om ons ambtelijk te verbinden rondom onze doelstellingen van herdenking, het vieren van vrijheid en de educatieve component’

Hoe verloopt die samenwerking tussen gemeenten en het Rijk gedurende zo’n berging?


‘Dat gaat erg goed. Op papier begint een berging bij de Studiegroep Luchtoorlog 1939 – 1945 (SGLO), die deelneemt aan de landelijke werkgroep bij het Nationaal Programma. Zij hebben in 2019 onderzoek gedaan naar kansrijke bergingen – bergingen van toestellen met vermoedelijke stoffelijke resten. Daarvan hebben zij een shortlist opgesteld en op basis daarvan benaderen wij gemeenten. We zien echter dat gemeenten ons steeds vaker zélf benaderen, onder andere door positieve ervaringen bij andere gemeenten.
Wat helpt is dat dit onderwerp niet erg gepolitiseerd is. Het is dus makkelijker om ons ambtelijk te verbinden rondom onze doelstellingen van herdenking, het vieren van vrijheid en die educatieve component. We weten dat we daaraan willen vasthouden en kunnen echt op inhoud samenwerken. De verhoudingen zijn dus ook heel duidelijk: Defensie heeft de technische kennis, gemeenten kennen de lokale context, en BZK verbindt. We hebben elkaar echt nodig, daarvan is iedereen doordrongen.’


Dat zal de voortgangsbrief ook uitwijzen?


‘We hebben altijd het gesprek gaande gehouden en na de eerste zes bergingen (nu twee jaar terug) feedback opgehaald bij alle betrokken gemeenten. Zij gaven destijds aan dat het proces van samenwerking soms best complex is. Je moet je voorstellen dat je als (kleine) gemeente plotseling gaat samenwerken met veel verschillende, grote partijen met specifieke kennis. Op basis daarvan zijn we gaan professionaliseren: betere informatiedossiers, duidelijke communicatie, en laagdrempelige ondersteuning. We hebben ook nauwere banden ontwikkeld met de Duitse en Britse ambassade, zodat zij kunnen ondersteunen in het contact tussen gemeenten, nabestaanden en buitenlandse overheden.’

‘Dat de Nederlandse overheid hier nationaal in voorziet, is uniek – er is geen land dat dit zo organiseert’

Voor gemeenten is zo’n project dus best complex. Wat maakt dat zij dit toch graag doen?


‘We vroegen gemeenten in aanloop naar de te verschijnen voortgangsbrief ook wat hen het meest bijbleef aan de berging. Unaniem noemden ze de momenten met nabestaanden. Mensen die hun hele leven in onzekerheid hebben geleefd, krijgen eindelijk duidelijkheid. Dat de Nederlandse overheid hier nationaal in voorziet, is echt uniek; Nederland is vooralsnog het enige land dat dit zo organiseert.’
 

Hoe kunnen andere Nationaal Programma’s leren van het werk dat jullie doen?
 

‘Je hoeft als Rijksoverheid niet altijd te sturen. Soms is het krachtiger om ruimte te geven aan initiatieven die leven binnen gemeenschappen zelf. Vertrouwen is daarin belangrijk, en zoals ik zei leent deze context zich daar natuurlijk voor. Maar door onze aanpak voelen gemeenten zich eigenaar en dat werkt. Het programma laat zien dat je met een helder doel – het waarderen en waarborgen van onze vrijheid – partijen kunt verbinden en samen iets bijzonders kunt neerzetten.’

‘Je hoeft als Rijksoverheid niet altijd te sturen - soms is het krachtiger om ruimte te geven aan initiatieven die leven binnen gemeenschappen zelf’

Wat hoop je dat dit programma op de lange termijn teweeg zal brengen?


‘Dat we als overheid laten zien dat we er zijn voor mensen. Ook als het gaat om iets dat niet direct urgent lijkt, maar wel diep raakt. En dat we samen met allerlei partijen een manier vinden om verleden en toekomst met elkaar te verbinden, zodat we alle generaties bewust betrokken houden bij het verhaal van vrijheid.’