Column van Myrthe: Gebruik je mooie woorden met beleid

Laatst had ik een discussie met een bestuurder over het versimpelen van taal. Hij was fel tegen: waarom zouden we alles eenvoudiger maken? Daarmee halen we het niveau uit onze taal - we verpauperen. Ik was het exuberant met hem oneens.

Myrthe Sterk
Beeld: ©EMMA / Patrick van den Hurk
Myrthe Sterk is ontwerper, beleidsmaker en conceptontwikkelaar bij de gemeente Sittard-Geleen. Ze behoort tot top 3 Jonge Ambtenaar van het Jaar en heeft een Instagram-account @debeleidsmaker over creatief beleid maken. Myrthe schrijft columns over de overheid van nu.

En dat is meteen mijn punt. Begrijp je mijn vorige zin, of moest je het opzoeken? En als je het begrijpt: is het dan echt een verrijkende toevoeging? Of had ik ook gewoon ‘heel erg’ kunnen zeggen?

Natuurlijk begreep ik zijn standpunt, zeker vanuit zijn creativiteit en liefde voor taal. Dat moeten we ook behouden. In je dagboek kun je de grootste wartaal opschrijven, zolang het maar voor jou werkt. In kunst, zoals muziek, mag alles. Dan bepaal je zelf watskeburt, of een vis spint en wat formidable is.

Maar als overheid is het een ander verhaal. Tenminste, als je het mij vraagt. Ik ga er geen betoog over houden, ik leg het gewoon uit:

1 op de 6 inwoners van Nederland is laaggeletterd. Daarnaast zijn er mensen met dyslexie, mensen voor wie Nederlands de tweede taal is, mensen die moeite hebben met abstracte taal, mensen die gewoon niet graag lezen of graag snel tot de kern willen komen omdat ze het druk hebben (zoals jongeren, ouders, ouderen). Dat maakt samen bijna heel Nederland. Al deze mensen willen (snel) begrijpen wat jij probeert over te brengen.

Je kunt kiezen voor zorgvuldig gekozen woorden die exact de betekenis dekken—met als risico dat je veel mensen kwijtraakt onderweg. Of je versimpelt het, maar raakt wél de kern, waardoor het duidelijk is.

‘Schrijven in korte, duidelijke taal kost meer moeite dan strooien met ingewikkelde woorden’

En dan komen we bij de grootste uitdaging: versimpelen is niet makkelijk. Zoals filosoof Blaise Pascal in 1657 al schreef: “Ik schrijf je een lange brief, want ik heb geen tijd voor een korte”. Schrijven in korte, duidelijke taal kost meer moeite dan strooien met ingewikkelde woorden. Het vraagt energie om tot de kern te komen.

Dan hoor ik weleens: “Beleid is toch niet altijd voor die grote groep inwoners? Dan hoeft het toch niet in eenvoudige taal?”

Reactie: Is dat echt zo?

Reactie 2: Zelfs als je alleen voor beleidsmakers schrijft, moet je je afvragen welke woorden je kiest. We zijn met zoveel verschillende professionals, dat we allemaal net een andere taal spreken. Het gevolg: ook al spreek ik vloeiend ‘gezondheidsbeleids’, ik spreek nog geen ‘duurzaamheidsbeleids’ - of welk ander beleidsaccent dan ook.

Als overheidsprofessionals willen we professioneel overkomen. Daardoor durven we vaak niet toe te geven dat we elkaars taal niet verstaan. Dat we elkaar niet verstaan, is niet gek, maar dat we van de ander verwachten dat die ons verstaat, wel.

Stop dus met aannemen dat jouw collega jouw taal spreekt. Schrijf beleid in begrijpelijke taal. Zodat we gesprekken kunnen voeren over de inhoud, in plaats van over de betekenis van een woord uit jouw vakjargon.

Beste bestuurder (en collega): behoud vooral de mooie taal. Bedenk perfecte woorden. Maar gebruik ze met beleid. Mooie woorden zijn voor romans, poëzie en musea. Begrijpelijke woorden zijn voor je beleid, je berichten en je speeches.

En nog beter: gebruik beeld. Maar daarover hier later meer. Of nu al, op mijn Instagram-account @debeleidsmaker.

Myrthe