Sociaal werk in de wijk: ‘Stop met aanbesteden, geef ruimte aan de mensen zelf’

Gemeenten besteden het sociaal werk in hun wijken om de zoveel jaar aan. Bewoners die zelf een rol willen spelen in het welzijnswerk in hun buurt, lopen vast in een bureaucratische molen. Cultuurpsycholoog en journalist Jos van der Lans wil af van dat economische denken. ‘Buurten zijn geen markten, maar gebieden waar mensen leven - vitale democratische arena’s.’

De wijk Schouwbroek in Eindhoven
Beeld: ©John van Hamond
Jos van der Lans: ‘Buurtrechten kunnen helpen bij het realiseren van een sociale infrastructuur in de wijk.’ (op de foto: de wijk Schouwbroek in Eindhoven).

Cultuurpsycholoog en journalist Jos van der Lans schreef tijdens de coronapandemie, toen lokale (wijk)initiatieven het erg lastig hadden, het pamflet ‘Het dogma aanbesteden en waarom we het in het sociaal domein achter ons moeten laten’.

Hij beschreef hoe waarden als efficiëntie en concurrentie hoog in het vaandel, maar haaks op gemeenschapszin, staan. Als bewonersinitiatieven zelf betrokken willen zijn in het aanbieden van welzijnswerk, lopen ze vaak vast in de bureaucratische molen. Van der Lans beschreef een fixatie op klassieke aanbestedingen in sociaal domein.

In het essay van begin 2023 ‘Ontsnappen aan aanbesteden, buurten en wijken als vitale democratische arena’s’ – ook in boekvorm verschenen als ‘Ontsnappen aan aanbesteden. Wijkbewoners een stem geven’, vervolgt de cultuurpsycholoog zijn betoog en gaat hij verder in op een mogelijk alternatieve wijze van sturen op welzijnswerk. Beide werken zijn relevant voor beleidsmakers, welzijnswerkers, inkopers, raadsleden, inwoners en wethouders.

‘Zorg dat er niet langer sprake is van een marktprincipe rond welzijn’

Bewoners vormen geen markt

Dienstverlening in het sociaal domein, zoals jongerenwerk en de sociale wijkteams, vindt helemaal niet plaats in een markt, stelt Van der Lans. Buurten en wijken zijn geen markten waar de economische logica domineert. Het zijn gebieden waar mensen leven - vitale democratische arena’s. De oplossing zou dan ook simpel moeten zijn: zorg dat er niet langer sprake is van een marktprincipe rond welzijn.

Van der Lans: ‘Als het startpunt niet gericht is op de aanbieders, maar op bewoners, op de sociale infrastructuur, op gemeenschapsvorming binnen een aangegeven gebied, zijnde een wijk, een dorp of overzichtelijk deel van een stad, dan is het geld dat daarvoor beschikbaar komt een investering in de unieke situatie in een specifieke lokale context. Daarin spelen bewoners een hoofdrol, zij vormen geen markt, maar een – zij het gediversificeerde – gemeenschap, die publieke waarden voortbrengt op een aan de context gebonden en daarom unieke wijze.’

Buurtinitiatieven zouden in de realisatie gesubsidieerd kunnen worden door de overheid, zonder dat er een klassieke aanbestedingsprocedure hoeft plaats te vinden. Van der Lans pleit voor de ontwikkeling van andersoortige bestuursinstrumenten, gestoeld op de lokale context.

‘Neem inwoners serieus’

Nieuwe bestuursinstrumenten

Vier ‘bouwstenen’ zouden de basis kunnen vormen voor subsidiering vanuit gemeenten:

Bouwsteen 1: Zorg voor meer kennis van en inzicht in publieke plekken. Er dient meer waarde te worden toegekend aan publieke plekken en de fysieke infrastructuur waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. ‘Geen wijkbeleid zonder visie op de publieke plekken waar bewoners zich kunnen organiseren’.

Bouwsteen 2: Neem inwoners, sterker nog dan in diverse vormen van burgerparticipatie, serieus. Inwoners kunnen publieke verantwoordelijkheid nemen. ‘Ze kunnen bepalend en sturend zijn als het gaat om de toekomst van de leefomgeving en het realiseren van publieke waarden als duurzaamheid, inclusie, veiligheid, zorgzaamheid. Buurtrechten kunnen daarbij helpen, maar belangrijker is het realiseren van een sociale infrastructuur waarin deze vorm van zeggenschap zich kan ontwikkelen.’

Bouwsteen 3: Reprofessionalisering. Professionals dienen een grotere contextgevoeligheid te ontwikkelen en moeten zicht hebben op de al bestaande en functionerende netwerken van een buurt. Op deze wijze zouden professionals makkelijker in staat moeten zijn om nabije sociale hulpbronnen te mobiliseren.

‘De kracht van sociale professionals ligt vooral in het vermogen om het dagelijkse leven van mensen weer draaglijk te maken, weer glans te geven, van perspectief te voorzien. Dat is een opgave waarin ze niet alleen kunnen varen op hun professionele competenties, maar in hoge mate afhankelijk zijn van meewerkende anderen.’

Bouwsteen 4: De wijk is een sociaal ecosysteem. Van der Lans pleit ervoor om een sociaalecologische benadering te ontwikkelen waarin statistieken en antropologisch-sociologische waarnemingen elkaar aanvullen en versterken. Het is een benadering waarin kennis en ervaring bijeengebracht worden. Daarvoor is een methode nodig, en buurtberaden over toekomstagenda’s kunnen daarin functioneel zijn.

‘Ontsnappen aan aanbesteden is een proces van lange adem’

Breder dan het sociaal domein

Ontsnappen aan aanbesteden is, zo maakt Van der Lans duidelijk, niet een kwestie van drukken op de reset-knop, maar een proces van lange adem. De noodzaak van herwaardering van een levendige en vitale sociale infrastructuur in buurten en wijken blijft toenemen. Van der Lans ziet die noodzaak breder dan alleen voor de zorgsector en het sociaal domein.

‘Het is ook van belang voor de grote vraagstukken waar onze samenleving mee kampt. Klimaatverandering en energietransitie (in omvang nog veel groter dan de stadsvernieuwing uit de jaren zeventig en tachtig) en het alsmaar verder afnemend vertrouwen in de overheid vragen om nieuwe impulsen van overleg, besluitvorming en effectief bestuurlijk handelen. Buurten en wijken zijn daarom niet zozeer voorportalen voor een betere organisatie van het sociale domein, maar arena’s waar we de democratie kunnen vitaliseren.’

Het gehele essay van Jos van der Lans is vrij toegankelijk via de website van het Landelijke Samenwerkingsverband Actieve bewoners. En het is in boekvorm verkrijgbaar bij uitgeverij Van Gennep.