Mark Frequin: 'Een topambtenaar moet sneuvelbereid zijn'

‘Ambtelijk leiders moeten bereid zijn te sneuvelen. Sneuvelbereidheid is een kerneigenschap voor leiderschap.’ Dat zegt en schrijft Mark Frequin, na een lange dienst als topambtenaar bij het rijk. Maar ook als filosoof en als schrijver van boeken over de samenwerking van ambtenaren en ministers reflecteert hij al tijden op het vak van publiek leiderschap. Tijd voor een goed gesprek over tegenspraak in de ambtelijke wereld. 

Mark Frequin
Beeld: ©ANP
Mark Frequin: 'Ambtenaren zijn voorzichtiger geworden, nadeel daarvan is dat de rol van kritische adviseur ondergesneeuwd raakt.'
WIE IS MARK FREQUIN

Mark Frequin heeft veel onderzocht en geschreven. Hij is de auteur van o.a. Ja Minister – Nee Minister (2006), Met ministers op de tandem (2012), Tegenspraak Graag (2018) en Knipoogwijsheid (2019). Een rode draad daarin is de oproep tot meer lef en dat ambtenaren zich meer publiekelijk mogen uitspreken.

Frequin is net gestopt als buitengewoon adviseur bij de Algemene Bestuursdienst (ABD) en is nu docent en trainer over publiek leiderschap (o.a. voor de NSOB). Hij werkte, veelal als directeur-generaal , voor 8 ministeries en hield zich meestal bezig met de beleidskant.

Een van de rode draden in zijn loopbaan is de publiek-private samenwerking, waarin het samenspel tussen markt en overheid cruciaal is. De laatste jaren zat hij meer aan de uitvoeringskant, onder andere als projectdirecteur-generaal Landelijk Consortium Hulpmiddelen bij het ministerie van VWS.

Frequin is voorzitter van de Vereniging van Overheidsmanagement en al ruim 15 jaar organisator en debatleider van  Reuring Café.

Hoe heeft (de cultuur van) tegenspraak zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld binnen het rijk? 

‘Ik vind het moeilijk om een vergelijking te maken met 10 jaar terug. Maar als ik kijk naar waar we nu staan, zie ik dat het tempo van de informatiestromen enorm is toegenomen. Daarnaast heeft “media-betrokkenheid” intensievere vormen gekregen. Die zijn belangrijk als context voor tegenspraak.

Het is nog niet zo gek lang geleden dat de notitie van de ambtenaar op een karretje gelegd werd en door een bode naar de minister werd gereden. Die vervolgens een paar dagen de tijd had om zijn paraaf te zetten en te retourneren. In die nota zat alle informatie voor de minister.

Nu komt de informatie van alle kanten. Van links, rechts, boven en onder. Ook de media zijn veranderd, ambtenaren komen ook veel sneller in de schijnwerpers en de nadruk ligt daarbij vooral op: “wie heeft wat fout gedaan?”’

'Als je ziet dat appjes van je collega’s in de krant belanden, denk je: dat zal mij niet overkomen'

Welk gevolg heeft dat voor de houding van de ambtenaar?

‘Ambtenaren zijn voorzichter geworden. Ten eerste is er een sterkere reflex om de minister uit de wind te houden. Je krijgt dan “plaatsvervangend denken”, de ambtenaar gaat zich opstellen als beschermer die moet voorkomen dat de minister onderuitgaat. Het nadeel hiervan is dat de rol van de kritische adviseur ondergesneeuwd raakt. Tegenspraak komt in het gedrang.

Ten tweede worden ambtenaren voorzichtiger door de recente ontwikkeling van het actief openbaar maken van overheidsinformatie.

Sinds 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) van kracht, de opvolger van de Wob. De Woo voorziet in een opener overheid dan de Wob, onder andere door actieve openbaarmaking van overheidsinformatie verplicht te stellen. De openbaarheid van informatie en bestuur staat onder meer in de belangstelling naar aanleiding van de toeslagenaffaire, waarbij de transparantie van de handelswijze van het kabinet-Rutte III ter discussie stond.

Als je als ambtenaar een voorstel voor de minister schrijft, dan weet je dat het snel naar buiten kan komen. Naast het beschermen van de minister, wil je ook voorkomen dat jouw mitsen en maren direct op straat liggen. En als je ziet dat appjes van je collega’s in de krant belanden, denk je: dat zal mij niet overkomen.' 

'Het is je verantwoordelijkheid om je collega’s en de minister tegen te spreken; de vraag is alleen: wanneer doe je het en hoe doe je het?'

Als een ambtenaar het met een (voorgenomen) besluit niet eens is, is het dan wel verstandig om tegen de stroom in te gaan door openlijk tegen te spreken, ook al is dan binnenskamers? 

‘Jazeker, het is zelfs je verantwoordelijkheid om je collega’s en de minister te informeren over jouw bezwaren. De vraag is alleen: wanneer doe je het en hoe doe je het? In mijn boek ‘Tegenspraak graag’ haal ik de casus aan over de inval in Irak in 2003. Na het besluit van de regering om politieke steun te verlenen aan de inval, kwam er een memorandum van de juristen met de stelling dat de inval onwettig was.

De secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken besloot om het memo niet te delen met de minister met de opmerking: “… graag goed opbergen voor het nageslacht – de discussie is hiermee voor het moment gesloten”.’

Passage uit ‘Tegenspraak graag’ (Frequin, 2017, p.48): De juristen voelden zich gemarginaliseerd omdat ze geen toegang kregen tot de minister en zodoende de tegenspraak al in de organisatie in de kiem gesmoord was. Na een gebeurtenis, zoals de inval in Irak, alsnog aandacht vragen voor het ontbreken van de gebeurtenis, is buitengewoon ongemakkelijk maar kan van belang zijn als het gewicht van de zaak erom vraagt. 

'Topambtenaren mogen van mij wel meer en vaker lef tonen. Meer "speaking thruth to power"'

‘Als eindverantwoordelijke op een ministerie of directie heb je een belangrijke rol om in te schatten wanneer en hoe je de minister confronteert met de afwijkende of tegendraadse opvatting. Topambtenaren mogen van mij wel meer en vaker lef tonen. Dat noemen we ook wel “speaking thruth to power”. Dat gaat niet zonder risico’s voor je positie en die moet je bereid zijn om te nemen. Het vraagt dan ook om enige “sneuvelbereidheid”.’ 

SNEUVELBEREIDHEID ALS KERNEIGENSCHAP
Frequin schrijft in Het Kompas voor Ambtelijk Leiderschap (december 2021) zelfs dat sneuvelbereidheid een kerneigenschap voor ambtelijk leiderschap is. “Leiden en lijden liggen dichtbij elkaar. Je moet jezelf kunnen wegcijferen.” stelt hij. Lees hier meer over via deze link

Hoe zorg je dat topambtenaren meer tegenspraak bieden of daarvoor ruimte maken? 

‘In de kunst van het tegenspreken is het belangrijk om te zoeken naar een goed moment en een goede plek. Het is vaak effectiever om “à deux” tegen te spreken dan “en plein public”. Het helpt ook als de bestuurder nog iets kan doen met je advies. Maar daarnaast heb je een unieke positie als topambtenaar om nadrukkelijk ruimte te maken voor afwijkende perspectieven en die op de tafel van de minister neer te leggen. 

Ik verwacht niet van mijn (jonge) medewerkers dat zij de sneuvelbereidheid hebben. Dat is meer voor de top. Wat je wel kunt doen als topambtenaar voor (jonge) medewerkers, is ruimte organiseren. 

Een goed voorbeeld: bij de stafvergaderingen van een van de ministers zat de beleidsspecialist van het onderwerp vaak achterin verstopt. Dat heb ik veranderd: de ambtenaar heb ik direct tegenover de minister gezet en zelf zat ik ernaast. Ik zorgde ervoor dat de betrokken (jonge) ambtenaar zelf de ruimte neemt en/of krijgt, om te zeggen wat gezegd moet worden.’ 

DE 9 LESSEN VAN FREQUIN
-     TOON LEF;

-     GEEF TEGENSPRAAK;

-     LET DAARBIJ OP JE TIMING;

-    BETER 'A DEUX' DAN 'EN PLEIN PUBLIC';

-     LAAT JE TEGENSPREKEN;

-     GA BIJ JEZELF NA WAT JE IRRITEERT OF JE LASTIG VINDT;

-     HOUD INHOUD EN RELATIE UIT ELKAAR: HARD OP DE INHOUD, ZACHT OP DE RELATIE;

-     WEDERZIJDS RESPECT IS ESSENTIEEL, OOK BINNEN HIËRARCHISCHE VERHOUDINGEN;

-     WEES SNEUVELBEREID.

Waarom blijft tegenspraak leveren toch vaak nog een spannende stap voor velen?

‘Niemand is tegen tegenspraak, maar iedereen vindt het lastig. In mijn colleges aan rijksambtenaren stel ik vaak de vraag: laat je jezelf graag tegenspreken? Daar komt vaak uit dat ze dat wel lastig vinden en de volgende vraag is dan ook: waarom vind je tegenspraak lastig? 

Soms blijkt dat  tegensprekende mensen in de  “irritatie-zone” zitten en hebben we de neiging om alleen naar collega’s te luisteren die dezelfde taal spreken. Dat is zonde, want daarmee ontzeg je jezelf andere invalshoeken. Ga dan ook bij jezelf na wat je irriteert of wat je lastig vindt. Als je dat deelt met je gespreksgenoot (/genoten), dan trek je het naar jezelf toe en creëer je openheid voor een ander gesprek.’ 

'Als ik naar het klimaat op de werkvloer kijk, lijkt het soms wel alsof we “zacht op de inhoud en onhandig op relatie” zijn geworden'

Waar moeten we beter in worden als het gaat om het gesprek open voeren met elkaar? 

‘Als ik naar het klimaat op de werkvloer kijk, lijkt het soms wel alsof we “zacht op de inhoud en onhandig op relatie” zijn geworden. Dat moeten we weer omkeren: hard op de inhoud en zacht op de relatie. Dat vraagt dus om timing, maar meer dan dat vraagt het om een persoonlijke benadering. Je moet elkaar leren kennen en van elkaar durven leren. We vinden het blijkbaar lastig om de inhoud en de relatie uit elkaar te houden.

Tegenspraak heeft altijd een gever en een ontvanger. Het gaat om een wederzijdse relatie waarin respect over en weer moet worden getoond, ook als er sprake is van hiërarchische verhoudingen. Probeer elk perspectief op waarde te schatten.’