Laaggeletterdheid aanpakken: ‘Breng focus aan in de doelgroep’

In Drenthe werd in 2015 het eerste Taalakkoord van Nederland getekend. De ambitie? Laaggeletterdheid met 10 procent terugdringen binnen vijf jaar. De Drentse gemeenten namen de regie en werkten nauw samen met onder andere scholen, bedrijven, zorginstellingen en gevangenissen. Borger-Odoorn is één van die gemeenten. Hoe staat het er anno 2020 voor? Wat hebben zij geleerd?

Een plein met fietsrekken. Tegen een van de rekken staat een fiets.

In 1 minuut:

  • In 2015 tekende het Bondgenootschap voor een Geletterd Drenthe het eerste Taalakkoord van Nederland, onderdeel van het programma Tel mee met Taal.
  • Het Bondgenootschap is een samenwerkingsverband tussen gemeenten, bedrijven, zorg- en welzijnsinstellingen, maar ook gevangenissen en media.
  • De ambitie? Laaggeletterdheid met 10 procent terugdringen in elk van de Drentse gemeenten, binnen vijf jaar.
  • De gemeente Borger-Odoorn kende een stroeve start, maar is sinds 2019 goed op weg om die doelstelling te halen.
  • Een tip? ‘Breng focus aan in je doelgroep. Als je je op tien plekken tegelijk richt, doe je van alles een beetje. Maar heb je weinig bereikt aan het einde. Focus liever op een deel van de doelgroep (bijvoorbeeld ouders met jonge kinderen, red.) en als dat goed werkt, zet dan de stap naar een ander deel.’

Bril vergeten

Wie denkt aan laaggeletterdheid, denkt wellicht dat dit een non-issue is in Nederland. We hebben immers een goed onderwijs- en zorgsysteem. Toch hebben naar schatting 1,3 miljoen mensen in Nederland tussen de 16 en 65 jaar moeite met lezen en schrijven. Ongeveer 45.000 daarvan wonen in Drenthe waarvan ongeveer 3.000 in Borger-Odoorn. Dat komt neer op ruwweg 1 op de 8 personen.

De verschillen per Drentse gemeente zijn groot, legt Dorina Hadders, adviseur Noord-Oost bij de Stichting Lezen en Schrijven, uit. In de Veenkoloniën liggen de cijfers gemiddeld hoger dan in de rest van Nederland, maar in de kop van Drenthe (het zandgebied, red.) juist lager.

Wat beide gebieden wel gemeen hebben, is dat campagnes gericht op laaggeletterden vooral mensen bereiken die Nederlands als tweede taal hebben (de zogeheten NT2-ers). Dit zijn bijvoorbeeld mensen die naar Nederland zijn gemigreerd.

Hadders: ’80 tot 90 procent van de mensen die wij bereiken zijn NT2-ers. Dat heeft waarschijnlijk te maken met dat er minder schaamte is. Waardoor ze sneller met een hulpvraag komen.’

Albert Trip, wethouder in Borger-Odoorn met laaggeletterdheid in zijn portefeuille, herkent dit beeld.

‘Het vinden van NT1-ers (laaggeletterden die in Nederland zijn geboren en getogen, red.) is een ingewikkeld onderwerp. Mensen zijn ook heel creatief om het niet te laten zien. Dan zeggen ze: ‘ik ben mijn bril vergeten’ of ‘ik neem het mee naar huis en teken het daar wel.’ Ze schamen zich. Het vraagt echt samenwerking én vasthoudendheid van alle organisaties die met deze problematiek te maken hebben.’

Liever één ding goed dan van alles een beetje

Voor Borger-Odoorn was dat, aldus Trip, precies ‘het manco’ waardoor het er lange tijd op leek dat zij de 10 procent-doelstelling niet gingen halen.

‘Onze taalhuiscoördinator was onvoldoende een verbindende factor. Je moet echt overal een lijntje leggen, bij welzijn, zorg, educatie. Zodat zij attent zijn op laaggeletterdheid. Want deze groep meldt zich meestal niet vanzelf.’

Ook was er te weinig focus binnen de doelgroep.

Trip: ‘We hebben nu een kernteam dat de strategie uitzet en bedenkt: wat gaan we doen? In het begin hadden we geen focus. Iedereen was welkom. Nu kijken we gerichter. En zetten we bijvoorbeeld in op ouders met kinderen via basisscholen.’

Hadders vult aan: ‘Als je je op tien plekken tegelijk richt, doe je van alles een beetje. Maar heb je weinig bereikt aan het einde. Daarom focussen we nu op een deel van de doelgroep en als dat goed werkt, zetten we de stap naar een ander deel.’

Inzetten op ouders met jonge kinderen heeft effect op twee generaties

Een deel van de doelgroep en daar weer een selectie van

Drenthe richt daarom voorlopig eerst de pijlen op ouders met jonge kinderen en werklozen in een re-integratietraject, binnen de NT1-groep.

Volgens Trip een keuze die ‘voor de hand liggend’ en ‘ook een beetje pragmatisch’ was.

Voor de hand liggend, omdat laaggeletterde ouders minder geneigd zijn hun kinderen voor te lezen of met hen naar de bibliotheek te gaan en inzetten op deze groep daarom effect heeft op twee generaties. Voor werkzoekenden vergroot geletterdheid de kansen op een baan. En meer mensen aan het werk, is goed voor de economie.

‘Maar’, geeft hij aan, ‘in Nieuw-Buinen kenden we al een teamleider van een basisschool die een Verteltas had ontwikkeld voor ouders om mee voor te lezen. Die tas wordt uitgeleend en rouleert tussen gezinnen. Daar zijn we op aangehaakt.’

Ook pragmatisch dus.

Dweilen met de kraan open?

En niet zonder succes: in 2019 bereikte de gemeente in totaal 120 mensen, terwijl in de twee jaar daarvoor 100 mensen werden bereikt.

Toch is het halen van de doelstelling – 10% minder laaggeletterdheid – nog zeker geen vanzelfsprekendheid. Want hoewel meer mensen hulp krijgen, komt er nog steeds nieuwe aanwas bij. De absolute aantallen laaggeletterden nemen daarom nauwelijks af.

Hadders: ‘Je ziet nog steeds 15- en 16-jarigen laaggeletterd van school komen. Dan denk je wel eens: is het niet dweilen met de kraan open? Maar het onderwijssysteem verander je niet in één dag.’
‘Laaggeletterdheid valt eigenlijk ook niet onder één portefeuille. Het gaat over zorg, sport, cultuur, onderwijs. Dus ik zou als tip meegeven: ga als gemeente ‘ontschotten’ en zet het breed neer.’

‘En als je als gemeente hiermee wil starten, bedenk dan dat er in Nederland heel veel goede én slechte voorbeelden zijn. Een bondgenootschap zoals in Drenthe is niet uniek, maar wel een voorbeeld van hoe je het goed kan regelen. Houdt oren en ogen goed open.’

Trip sluit daarbij aan: ‘Probeer niet opnieuw het wiel uit te vinden. Maar kom eens kijken, bijvoorbeeld bij ons in Drenthe!’

‘Je ziet nog steeds 15- en 16-jarigen laaggeletterd van school komen. Dan denk je wel eens: is het niet dweilen met de kraan open?’