Wanneer ben je als stad nu eigenlijk innovatief?

Innovatie is een lastig begrip: lastig, omdat het moeilijk ‘beet te pakken’ is. Lastig, omdat we ook geen precieze voorstelling hebben, van wat ‘innovatief’ nu eigenlijk is. Of wanneer iets nu eigenlijk ‘echt’ innovatief is. Toch willen veel organisaties, overheden en professionals innoveren. Erik Hans Klijn (Erasmus, Rotterdam), Jenny Lewis (Universiteit van Melbourne) en Lykke Margot Ricard (Kopenhagen Universiteit) zetten in een overzichtelijk artikel op een rij, hoe drie Europese steden (Barcelona, Kopenhagen en Rotterdam) zelf hun eigen innovatiekracht beoordelen. En aan welke knoppen we kunnen draaien, als het aan Barcelona, Kopenhagen of Rotterdam ligt.

Leestip

De drie onderzoekers hebben gekeken naar het effect van drie innovatie-aanjagende krachten: allereerst naar wat zij innovation drivers (structuren, processen en contextuele factoren) noemen. Vervolgens naar het vermogen van externe netwerkkracht (het vermogen om ‘buiten het stadhuis’ te communiceren) en tot slot, naar het leiderschap van deze drie steden. Aan de hand van deze variabelen pogen Klijn, Lewis en Ricard te verklaren hoe en wanneer innovaties in het stedelijk gebied kansrijk zijn. En om maar vast een conclusie ‘weg te geven’: leiderschap is de variabele met het meeste effect.

Kan de publieke sector eigenlijk wel innoveren?

Het onderzoek poogt een antwoord te formuleren op de vraag: ‘What might innovation mean in a public sector environment? How can it be supported?’ Waarbij de onderzoekers gelijk al twee vooroordelen verwerpen die over de publieke sector te horen zijn. Nee, professionals in de publieke sector zijn niet minder ondernemend, dan in de marktsector. En nee, ze zijn ook niet risico-averser dan de gemiddelde professional in de markt.

Sterker nog, wellicht is innovatie in de publieke sector juist wel gemakkelijker dan in de markt, aangezien professionals binnen de overheid eerder bereid lijken te "delen". Klijn cum suis definiëren innovatie als volgt: ‘the process from ideas to successful implementation of these, which makes a substantial difference to an organization’s understanding of the needs it is addressing and the services it delivers.’ In het kort: nieuwe ideeën formuleren, die in de praktijk ook werken.

Drie case-studies: Barcelona, Kopenhagen en Rotterdam

Waarom deze steden? Allereerst omdat deze drie steden hoog scoren op de zogenaamde Innovation Cities Index (2014). En er dus verwacht zou mogen worden dat deze steden ook daadwerkelijk er in slagen te innoveren. Naast deze overeenkomst springen met name de onderlinge verschillen tussen de drie steden in het oog. Allereerst betreft het steden in landen met een verschillende ‘overheidstraditie’ (waarbij Nederland en Denemarken overigens wat dichter bij elkaar liggen, dan met Spanje). En verschillen de gemeentelijke structuren tussen deze steden.

Om te achterhalen, hoe innovatie in deze steden aangejaagd, dan wel belemmerd is, hebben de auteurs gekozen om gebruik te maken van een gestandaardiseerde vragenlijst. Die vragenlijst is opgezet langs de lijnen van de hierboven genoemde Innovation Cities Index: een ranglijst die inzichtelijk maakt hoe innovatief steden zijn. Daarbij is gekozen voor een self-assessment: ambtenaren mochten zelf beoordelen, hoe innovatief hun eigen organisatie is, en welke factoren daarin een belemmerende, dan wel een aanjagende rol zouden hebben. Het onderzoek is uitgezet onder een groep topambtenaren (N=419). Een groot deel antwoordde ook: een bonte mix van Chief Executive Officers (11%), lijnmanagers (41%) en programma-managers (48%). Op die manier weten we hoe topambtenaren uit die steden zelf naar innovatie in hun eigen stad kijken.

Network governance-model
The structural equations model

Een viertal conclusies:

  • De drie steden zien zichzelf als ‘beter dan gemiddeld’ qua innovatiekracht. Barcelona scoort zichzelf 14,1 (op een schaal van 3 – 21), Kopenhagen 13.2 en Rotterdam 12.5. Weliswaar boven het gemiddelde, maar eigenlijk helemaal niet zo veel boven het gemiddelde. De drie steden vinden zichzelf dus eigenlijk wel innovatief, maar toch ook weer niet zo heel erg innovatief.
  • Leiderschap is een sterkere variabele dan de netwerkcapaciteit van een stad, of de beschikking over mogelijke innovation drivers. Een wellicht opvallende uitkomst, aangezien je van de geformuleerde innovation drivers (te weten: ambtelijke structuren, slim ingerichte processen en contextuele factoren, zoals bijvoorbeeld venture kapitaal) zou mogen verwachten dat daar een groter effect aan toegekend zou worden. Maar als we de ambtenaren van drie innovatieve steden mogen geloven, is leiderschap (visie, en die visie ook krachtig uitdragen) de belangrijkste variabele.
  • Naast leiderschap speelde de andere factoren natuurlijk ook een rol. Die rol verschilt per stad. Het network governance-model (zie: het schema hierboven) is volgens de respondenten in Barcelona en Kopenhagen het meest van invloed, terwijl het entrepreneurial type of leadership in Rotterdam het meest veronderstelde effect op innovatie leek te hebben.
  • Tot slot: aan innovation drivers werd een sterker effect toegeschreven in Barcelona en Rotterdam dan in Kopenhagen, terwijl aan het belang van networking in Barcelona meer waarde werd gehecht, dan in de twee andere steden.

Het hele artikel is hier te lezen.