Directeur Geweld hoort nergens thuis: ‘Corona’ heeft huiselijk geweld bespreekbaar gemaakt’

Al snel in de coronacrisis, was er veel aandacht voor alle mensen die thuis niet veilig zijn, en daar in deze periode niet meer aan konden ontsnappen. Die aandacht was er in de media, maar ook bij welzijnsorganisaties en overheden. Mattias Gijsbertsen, de nieuwe directeur van het programma Geweld hoort nergens thuis, hoopt dat die aandacht blijft. ‘De samenwerking tussen politie, hulpverlening en scholen moet worden gedragen en uitgevoerd in de regio’s zelf.’

Portretfoto Mattias Gijsbertsen
Mattias Gijsbertsen, de nieuwe directeur van het programma Geweld hoort nergens thuis

De coronacrisis bracht veel aandacht voor het thema huiselijk geweld. Er kwam een extra landelijke campagne, er werd een codewoord geïntroduceerd waarmee mensen in een apotheek een noodsignaal kunnen afgeven (masker 19, red.) en de website van Veilig Thuis kreeg een landelijk chatfunctie, zodat iedereen een vermoeden van huiselijk geweld kon doorgeven.

Midden in de corona-lockdown begint Mattias Gijsbertsen, voorheen wethouder en loco-burgemeester van Groningen, aan zijn nieuwe baan als directeur van het programma Geweld hoort nergens thuis. Dit programma, een gezamenlijke opdracht van de ministeries Justitie en Veiligheid (JenV), Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), wil zorgen voor een betere samenwerking tussen alle partijen die zich met preventie en aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling bezighouden.

Vanuit 28 regio’s werken professionals samen, zoals zorghulpverleners, GGZ, politie en justitie. Het projectteam faciliteert de gemeenten en geeft een aantal prioriteiten aan. De keuze voor de vorm van de aanpak, en de keuze met welke speerpunten ze als eerste aan de slag gaan, is aan de regio’s zelf.

‘De onveiligheid in bepaalde gezinnen nam tijdens de lockdown zeker niet af, maar ook niet meetbaar toe.’

Het beeld ontstond dat er tijdens de lockdown meer druk ontstond op gezinnen. Bij gezinnen waar al veel sociale problemen waren, zouden er meer escalaties en geweld zijn. Klopt dat?

‘Uit de cijfers van Veilig Thuis en een onderzoek van het Verwey-Jonker instituut blijkt dat in ieder geval niet. Er waren niet méér meldingen van huiselijk geweld bij Veilig Thuis of de politie. De onveiligheid in bepaalde gezinnen nam zeker niet af, maar ook niet meetbaar toe.’

‘De ironie is dat door de lockdown ouders en kinderen samen thuis zaten, wat in veel gezinnen voor spanningen zorgde, zeker omdat het even duurde voordat het online-thuisonderwijs was geregeld. Anderzijds ontstond er ook meer rust in de gezinnen omdat veel verplichtingen wegvielen, ook sociale. En eerlijk is eerlijk, ook omdat er even geen hulpverleners over de vloer kwamen. Dat is natuurlijk iets waar we naar moeten kijken.’

De coronacrisis bracht veel initiatieven voor signalering van huiselijk geweld. Heeft ‘corona’ in die zin ook iets goeds opgeleverd?

‘Wat ik positief vind is de extra aandacht die er ontstond voor het thema huiselijk geweld. Aandacht én verbetering van bepaalde samenwerkingen. Uiteindelijk wil het programma Geweld hoort nergens thuis zorgen dat het geweld in de gezinnen stopt. Daar is aandacht voor nodig.’

‘Je moet met zijn allen het gesprek durven voeren. Wat gaat er goed thuis en wat niet? En hoe ga je daarmee om? Dat is best een lastig gesprek, maar ik merkte dat het tijdens de corona-lockdown gewoner werd om bepaalde vragen te stellen. We hebben, nu alles langzamerhand weer normaal wordt, de taak dat gesprek te blijven voeren.’

‘Scholen en gemeenten hebben echt geweldige dingen gedaan in de noodopvang van kwetsbare kinderen’

Hoe was deze periode voor de verbetering van de samenwerking, wat het programma wil?

‘Enerzijds is het uiteraard niet optimaal. Hulp aan gezinnen met problemen moest ineens online gebeuren en ook de afstemming tussen alle partijen kon alleen nog maar online en telefonisch. Kennisuitwisseling tussen de regio’s, een van de speerpunten uit het programma, werd lastiger. Maar nogmaals, die balans maken we na de zomer op.’

‘Er zijn ook zeker positieve dingen te melden uit deze coronaperiode. De signalering van problemen in gezinnen door scholen, en de samenwerking tussen scholen en gemeenten op dit vlak, kreeg een impuls. Ook omdat honderden kinderen ineens ‘zoek’ waren. Scholen kregen geen contact met hen of met hun opvoeders.’

‘Samen hebben gemeenten en scholen bekeken welke kinderen thuis in de knel kwamen en welke noodopvang er voor hen, onder de omstandigheden, kon worden getroffen. We hebben het dan niet alleen over kinderen in de basisschoolleeftijd, ook middelbare school- en MBO-leerlingen. Het onderwijs heeft samen met gemeenten echt geweldige dingen gedaan onder moeilijke omstandigheden. Als het er écht toe doet, krijgen samenwerkingen ineens vleugels. We hopen dat dit kan blijven.’

Hoe was het om aan deze baan te beginnen tijdens de lockdown?

‘Dat was bijzonder. Gelukkig had ik de meeste mensen, zoals het projectteam, al fysiek ontmoet voordat ik half april online iedereen zag voor overleg. Ideaal is het natuurlijk niet. De voortgangsrapportage die we net naar de Tweede Kamer hebben gestuurd, geeft vooral een landelijk beeld. In het najaar maken we als programmateam een ronde door het land. Daarna hopen we een compleet beeld te hebben hoe het nu gaat in de 28 regio’s en de voortgang van het programma. Zowel op regionaal als op landelijk niveau.’

‘In navolging van ziekenhuizen gaan scholen in de signalering en preventie van problemen in gezinnen een belangrijke rol spelen’

Wat kunt u vertellen over de voortgang of verbeteringen in het kader van het programma?

‘Recent is er meer geld uitgetrokken voor uitbreiding van de capaciteit van de vrouwenopvang. Structureel gaat het om 14 miljoen euro. Ook Veilig Thuis heeft in de voorjaarsnota van het kabinet meer geld gekregen, 38,6 miljoen euro. De aanpak van complexe problemen in gezinnen, de zogeheten MDA++, is begonnen.’

‘De regio’s kunnen met bouwstenen voor een multidisciplinaire aanpak hun eigen aanpak vormen, met de accenten die in hun regio van belang zijn. Ze krijgen bij de kennis hierover en implementatie hulp en ondersteuning vanuit het programma.’

‘Ook is er goede voortgang voor de invoering van een meldcode op scholen. In navolging van ziekenhuizen gaan scholen in de signalering en preventie van problemen in gezinnen een belangrijke rol spelen. De meldcode geeft de scholen hiervoor een aantal praktische handvatten.’

‘Het programma moet geen eenmalige opleving zijn van de samenwerking. Er moet structureel iets veranderen.’

Het programma loopt tot eind volgend jaar. Heeft u er vertrouwen in dat de samenwerking tussen al die partijen dan echt is verbeterd?

‘Ik zie dat er veel gebeurt in de regio’s. Een klein groepje behoeft meer aandacht. Daar gaat het nog niet zoals we als landelijk programmateam willen. Belangrijk is dat we aan het einde van de looptijd de nieuwe samenwerkingen kunnen borgen. Dat moet breed worden omarmd door gemeenten, politie en hulpverlening. Alle organisaties moet het samen doen. Wethouders moeten sturen op zorg en veiligheid. Het programma moet geen eenmalige opleving zijn van de samenwerking, er moet structureel iets veranderen.’