Jantine Kriens (VNG): 'Je komt niet meer weg met ‘daar ga jij niet over’

Zekerheid 1: Centraal staat het oplossen van een maatschappelijke opgave.

Elke maand vragen we iemand die betrokken is bij het Interbestuurlijk Programma één van de 7 zekerheden van het IBP te kiezen, en te vertellen wat die voor hem of haar betekent in het kader van een actuele of urgente opgave. Deze keer is dat Jantine Kriens, algemeen directeur van de VNG. Zij koppelt de aanpak van bestuurlijke ondermijning aan zekerheid 1: Centraal staat het oplossen van een maatschappelijke opgave.

‘In het geval van ondermijning betekent deze waarde voor mij: ga uit van de opgave. En dat we de tijd moeten nemen om vast te stellen wat we er eigenlijk onder verstaan, om te kunnen komen tot oplossingen. Die zijn niet voor iedereen hetzelfde. In de Rotterdamse haven spelen andere zaken dan in Brabant met zijn drugsproductie of in de grensstad Maastricht. Daarom is een inspanning van álle overheden nodig, zodat je de problemen van heel veel kanten kunt benaderen, niet alleen vanuit politie en justitie. Prioriteren en daarna regionaal en lokaal invullen. We moeten het als een maatschappelijke opgave zien, niet als beleid. Want het theoretisch afbakenen van een vraagstuk is iets anders dan er daadwerkelijk iets aan doen.’

'In de Rotterdamse haven spelen andere zaken dan in Brabant of in de grensstad Maastricht’

‘In de dagelijkse werkelijkheid heeft ondermijning een heel ander gezicht dan op departementaal niveau. Bestaande wetten en handhavingsmethoden passen niet altijd meer, en de klassieke manieren om daar iets aan te doen werken vaak niet meer. Nieuwe wetgeving maken is reactief en duurt lang, en de ruimte die zo ontstaat wordt actief misbruikt door mensen met ondermijnende intenties. Wil je daar daadwerkelijk iets aan doen, dan vraagt dat een gecoördineerde inzet van strafrecht, bestuursrecht en preventie. De lokale overheid heeft daar de rechtgevende macht voor nodig, maar andersom geldt dat ook. En daarvoor is interbestuurlijk samenwerken hard nodig.’

‘Daarbij moet je slim gebruik maken van elkaars kennis en kwaliteiten. Je moet van elkaar willen leren, ook op nieuwe manieren. We hebben eens per jaar een Veiligheidsdiner, waar de drie verantwoordelijke ministers voor justitie aan tafel zitten met veertig burgemeesters. Dat is een prachtig voorbeeld van met elkaar aan tafel zitten, en dan eens niet in een vergadersetting. Dat leidt eigenlijk altijd tot nieuwe inzichten en tot afspraken om elkaar verder op weg te helpen. Eind vorige maand was er zo’n diner, en daar werd veel gesproken over ondermijning. Ik heb daar vaak mensen horen zeggen: oh, zit dat zó in elkaar!’

'Samenwerken is níet hetzelfde doen. Samenwerken is elkaar versterken’

‘Voor een goede aanpak is het nodig dat alle partijen iets toevoegen aan de oplossing. Samenwerken is immers níet hetzelfde doen. Justitie moet vooral justitie blijven, en niet op de stoel van bijvoorbeeld de burgemeester willen zitten. Samenwerken is elkaar versterken. De bereidheid om dat te doen is er. Daarmee is het probleem van ondermijning nog niet opgelost, want daar is het nog te vroeg voor. Maar er is een groeiend besef dat het zonder elkaar niet mogelijk is. Je komt nu echt niet meer weg met ‘daar ga jij niet over’. Niet interbestuurlijk samenwerken is echt niet langer een optie. Het is pure noodzaak om het met zijn allen te gaan doen.’