Column: 'Wat de coronacrisis ons leert'

De afgelopen maanden hebben we met z’n allen de crisis, veroorzaakt door het coronavirus, het hoofd moeten bieden. Onze samenleving heeft een enorme klap gehad die we (deels) zelf veroorzaakten of moesten veroorzaken. Zo hebben we de economie en het openbare leven stilgelegd en mensen gevraagd thuis te blijven. Wie had drie maanden geleden gedacht dat dat zou kunnen?

Nu gaan we langzaam vanuit de crisisfase naar een herstelfase. Dat vraagt om investeringen in brede zin, in veilig samenleven, in economisch en sociaal aanpassingsvermogen, in duurzaamheid en in onderling vertrouwen. Extra aandacht is daarbij nodig voor kwetsbare groepen, jongeren en toekomstige generaties. De komende periode hebben we – ook als studiegroep – de opdracht om te bepalen hoe we de samenleving moeten inrichten na de coronacrisis, met alle onzekerheid die daarbij komt kijken.

Studiegroep 1,5 meter

Dat was al de opdracht maar die krijgt extra urgentie door de effecten van de crisis en het feit dat we afstevenen op een gesprek over bezuinigingen. Onderwijs, veiligheid en zorg zijn dan voor de overheid knoppen binnen handbereik om financieel op te sturen. Echter, dat zijn de sectoren die door de samenleving als vitale sectoren worden gezien. Dat zien we al 12 jaar in ons onderzoek naar opvattingen van burgers en dat zien we de afgelopen maanden met extra urgentie tijdens deze crisis. 

De neiging bestaat wellicht om te doen alsof ‘alles nu compleet radicaal anders is’. Maar veel problemen en kansen die nu aan het licht komen, vallen samen met problemen en kansen die wij bij het SCP, en anderen, al eerder signaleerden. De coronacrisis zorgt er wellicht wel voor dat de problemen scherper en de kwetsbare groepen groter worden. Als we de problemen en mogelijkheden die zich nu door coronacrisis (extra) manifesteren samen met de bestaande problemen weten aan te pakken, zetten we een stap voor- in plaats van achterwaarts.

Neem bijvoorbeeld het sociaal domein waar veel voorzieningen rond zorg, onderwijs en ondersteuning zijn gedecentraliseerd. We zagen al positieve ontwikkelingen. Burgers zijn positief over het idee dat gemeenten en ondersteuning dichterbij komen en dat hierdoor beter en sneller op persoonlijke situaties ingespeeld kan worden en dus maatwerk geleverd kan worden. Maar uit ons onderzoek blijkt ook dat de huidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen actoren en de gescheiden financieringsstromen het werken 'buiten het eigen domein' belemmeren en nog maar weinig gemeenten, zorgverzekeraars en aanbieders de grenzen van de regelgeving lijken op te zoeken. Dit wordt deels bemoeilijkt door de verschillen in cultuur en taal tussen de betrokken actoren en het feit dat samenwerking en afstemming - naast de voordelen die het biedt - professionals in hun beleving ook veel tijd en energie kost, die ze niet altijd beschikbaar hebben.

Indachtig de coronacrisis wil ik hier graag drie aandachtspunten meegeven.

  1. Zowel in welvaart als welbevinden kunnen verschillen en ongelijkheid toenemen. Beleid gericht op bijvoorbeeld de arbeidsmarkt, onderwijs, sociaal domein moeten hier rekening mee houden. Hierbij moet ook aandacht zijn voor de mate waarin het gevoerde beleid en de maatregelen de solidariteit tussen groepen kan aantasten of de verhoudingen tussen groepen op scherp kan zetten. We kunnen steeds meer zelf, willen ook steeds meer zelf. Maar wie zijn de mensen die hierin niet kunnen meekomen en geen netwerk hebben? Wie komt alsnog in de knel? 
  2. Kwaliteit van leven en van de samenleving is meer dan volksgezondheid. Bij het langer aanhouden van de coronacrisis wordt het steeds duidelijker dat het beschermen van de volksgezondheid voor veel groepen ten koste gaat van de algehele kwaliteit van leven en de kwaliteit van de samenleving. Dit geldt niet alleen voor kwetsbare groepen maar eigenlijk voor bijna iedereen. Het gaat bij kwaliteit van leven ook over welbevinden, geluk, een (leuke) baan, je kinderen zien, naar de kapper gaan, een wandeling maken en aandacht krijgen. Dat impliceert dat de overheid ook niet voor alles verantwoordelijk kan zijn. Er is naast een rol voor het individu zelf ook een rol voor familie, vrienden – maar wat als die er niet (mogen) zijn? 
  3. Draagvlak bij inrichten samenlevingsmodel stoelt op andere voorwaarden dan crisisbeleid. Hierbij moet rekening gehouden worden met verschillen in verwachtingen en mogelijkheden om de regels te volgen. Nederlanders zijn blijvend kritisch over de decentralisaties in het sociaal domein: sinds 2014 is ongeveer de helft van de bevolking van mening dat ‘de nadelen (veel) groter zijn dan de voordelen’. Vaak genoemde minpunten zijn de doorgevoerde bezuinigingen, het gebrek aan deskundigheid of capaciteit bij gemeenten, dat het lastig is om de weg te vinden naar de ondersteuning en de als onrechtvaardig ervaren verschillen tussen gemeenten. Hier lopen we risico. Als beroep op de eigen verantwoordelijkheid gaat voelen als een bezuinigingsopdracht, ontstaat er schuring met de zorgtaak die velen de overheid toedichten. 

Al met al maakt deze coronatijd nog meer zichtbaar dat gevraagd wordt om een definitie van wat een sociale basis is (op basis van sociale grondrechten), een definitie van hoe publieke dienstverlening daar een bijdrage aan moet leveren binnen een gezond evenwicht tussen inhoud en randvoorwaarden en waar de verantwoordelijkheid van een zelfbewuste overheid over gaat. Daarbij moeten we niet vergeten lessen te trekken uit deze coronatijd: veel complexe regels blijken terzijde te schuiven maar waar gaat dat ten koste van kwetsbaren en waar is het juist een zegen? Laten we die les nu trekken en ruimte geven voor bestuur en samenleving maar onszelf wel steeds een kritische spiegel voorhouden als het gaat om de aannames die we daarbij maken.