Martijn van der Steen: ‘Je moet als overheid niet bang zijn voor burgerinitiatieven, maar ze ook niet romantiseren’
Onze levens bestaan uit talloze relaties en uit de rollen die we in die relaties spelen. En alsof dat vaak al niet gecompliceerd genoeg is: die relaties en rollen veranderen en wisselen in de tijd. Dat geldt voor ons als individuele mensen, maar net zo goed voor overheden. Martijn van der Steen, bestuurskundige, historicus, NSOB-decaan en -bestuurder, bestudeert dit rollen- en relatiespel en biedt houvast in een steeds complexere wereld. Deel 1 van een gesprek over botsende logica’s, schurende kwadranten en pragmatische oplossingen. ‘Ik wil in de Leeszaal Rotterdam West laten zien dat jij als ambtenaar niet bang hoeft te zijn voor zelforganisatie.’

‘Het is echt een NSOB-dag, vandaag’, zegt Martijn van der Steen opgetogen. Hij heet ons welkom in het NSOB-pand aan het Lange Voorhout in Den Haag. In zijn scherp gesneden linnen pak, sneakers eronder, neemt hij ons mee naar boven, slalommend tussen de docenten, cursisten, practitioners en onderzoekers. Als we zijn aangekomen in de bibliotheek: ‘Dat vind ik het mooie aan deze plek, dit pand - dat het allemaal door elkaar heen loopt. We willen als NSOB een plek zijn waar mensen graag komen, waar ze zich thuis voelen. Waar de ideeën stromen. Een doorstroomplek waar kennis en mensen bij elkaar komen.’
Maar deze plek in het hart van statig Den Haag mag voor hem dan belangrijk zijn, in feite net zo belangrijk is wat Van der Steen betreft de Leeszaal Rotterdam West - een ontmoetingsplek in het Oude Westen van Rotterdam. Hij komt er veel.
Van der Steen: ‘Ik gebruik deze leeszaal graag als metafoor voor de rol van de overheid. Als ik onderwijs geef aan groepen studenten, in geval van de NSOB doorgaans zeer ervaren ambtenaren, doe ik dat graag dáár op locatie. Dat vind ik spannender dan hier onderwijs geven. Je vóelt dan het vraagstuk. Je praat er niet alleen over, je bent er.’
De leeszaal, vertelt hij, is een initiatief van buurtbewoners, die, toen de buurtbibliotheken werden gesloten, een soortgelijke plek wilden creëren waar mensen kunnen lezen, leren, elkaar ontmoeten en zelf initiatieven ontplooien.
‘Het leensysteem hebben ze afgeschaft. Je neemt gewoon dingetjes mee. En als je ze terugbrengt, dan breng je ze terug. En anders niet. Dat vind ik leuk. Het is ook een plek waar je terecht kunt als je – ik noem maar wat – een taallesclubje of een middag huiswerkbegeleiding wilt beginnen. Dan kun je dat daar gewoon gaan doen.’
Wat voor onderwijs geef je daar?
‘Veel van mijn werk gaat over hoe je als overheid samen met de samenleving maatschappelijke opgaven aanpakt. Op een plek zoals de leeszaal ervaar je dat die samenleving niet maar een passieve plek is waar jouw oplossingen moeten landen. Maar dat die samenleving zelf juist ook heel erg bezig is. Toen de bibliotheken in Rotterdam werden gesloten, zijn de buurtbewoners het zelf gaan doen. Allemaal vrijwilligers. Er komt geen euro subsidie aan te pas.’
Je zei: het is ook een metafoor
‘Ja, voor zelforganisatie, voor het vermogen van gemeenschappen om zelf dingen te doen waar we nu vaak de overheid op plakken. Dus dat kunnen de ambtenaren die ik lesgeef, daar zelf ervaren en voelen. Op het oog lijkt het misschien allemaal een beetje bij elkaar geraapt. Maar kijk goed en je ziet een heel mooie combinatie van ogenschijnlijke eenvoud én diepdoordachte kwaliteit.’
‘Zo’n leeszaal beantwoordt op een heel effectieve manier aan behoeftes die ‘wij’ vaak maar moeilijk doorgronden’
Geef eens een voorbeeld
‘De Leeszaal Rotterdam West heeft een heel grote glazen wand naar het plein waar het pand aan ligt. Onderdeel van hun ‘beleid’ is dat ze die glazen wand niet beplakken met posters of iets dergelijks. Het moet helemaal open zijn, vanuit het idee dat mensen moeten kunnen zien dat daar binnen in die leeszaal dus mensen zoals zij zitten. Je moet je peers daar zien zitten. Zodat je geen belemmering voelt om binnen te lopen.’
‘We hebben het in ons werk nu veel over zaken als ervaringsdeskundigheid, de diploma-democratie, het onvermogen van mensen zoals wij om ons te verplaatsen in de andere kant van de samenleving. Terwijl - let op - heel veel van ‘ons’ beleid uiteindelijk juist gaat over hen. En dan zie je op een plek als deze dat dat soort drempels op een heel natuurlijke manier wordt geslecht. Zo’n leeszaal beantwoordt op een heel effectieve manier aan behoeftes die ‘wij’ vaak maar moeilijk doorgronden.’
De Leeszaal Rotterdam West, zegt hij, is terug te vinden het NSOB-kwadrantenmodel, een door overheden veelgebruikt hulpmiddel voor strategisch reflecteren en handelen in complexe publieke vraagstukken (zie illustratie).

‘De leeszaal vind je rechtsonder in het kwadrant – daar bevindt zich de veerkrachtige samenleving, waarin mensen zelf oplossingen voor door hen ervaren kwesties ontwikkelen. In mijn intellectuele wording zijn die mensen altijd een heel logisch en veelvoorkomend veld geweest. Bovendien, in de grote samenlevingsproblemen is dat eigenlijk altijd het eerste veld dat in beweging komt. Dat is ook logisch. Daar spelen de problemen zich de hele dag af, dus daar vind je ook de eerste mensen die aan de slag gaan met het oplossen ervan.
En toch lijkt er bij de overheid altijd een soort van argwaan te bestaan. Zo van: ja, we moeten wel iets met deze mensen, we moeten ze helpen. Maar ook: we moeten ze beheersen. Je ziet in het kwadrantenschema eigenlijk heel goed dat er tegenstrijdige logica's aan het werk zijn. Je hebt links die op zichzelf gerichte overheidslogica, en rechts (buiten) veel meer de samenlevingslogica.
Dat zijn beide legitieme logica's. De ene is niet beter of slechter dan de andere. Ze zijn alleen wel totaal verschillend. En de kunst is dan om je goed tot elkaar te verhouden. Dat is de evenwichtskunst die het hedendaagse openbaar bestuur vereist.’
‘De overheidslogica en de samenlevingslogica zijn totaal verschillend en de kunst is dan om je goed tot elkaar te verhouden’
Hoe zie jij dat in de praktijk gaan?
‘Ja, nog even terug naar de leeszaal. De gemeente Rotterdam subsidieert de leeszaal dus niet. Maar ze huren er wel heel vaak zaaltjes. En dat doen ze bewust – dat is ook een soort van legitimering en ondersteuning. Maar op een gegeven moment hadden ze een avond en daar waren allemaal horecaondernemers. En toen kwam zo’n ondernemer later met een handhavingsverzoek naar de gemeente. Zijn boodschap: wij moeten allemaal diploma's, certificaten en vergunningen hebben, maar voor die leeszaal geldt dat niet. En dat klopte wel. In die tijd hadden ze geen horecavergunning, maar als er een feestje of en receptie was, dan schonken ze wel. Op zo’n moment zie je dus dat die kwadranten met elkaar schuren.’

Hoe precies?
‘De overheid wil – linksonder in het kwadrant – rechtmatig zijn – zorgen voor rechtsgelijkheid en rechtszekerheid, zorgen voor rechtsstatelijke waarde. Dat is heel belangrijk. Maar daarnaast – rechtsonder – heb je de maatschappelijke initiatieven. Die wil je ook graag en die wil je ook ondersteunen. Maar ja, die doen het wel op hun bepaalde manier. Dat gaat dus niet altijd goed samen. En dat vind ik heel interessant. Ga je voor rechtsgelijkheid, of voor maatwerk? Voor de letter van de wet of de geest ervan? Wiens belang leg je dan bovenop? En wie bepaalt dat? Die vragen zijn exemplarisch voor besturen in deze tijd.’
Wat gebeurde er met dat handhavingsverzoek?
‘De gemeente vond dit natuurlijk een lastige situatie. Ze zaten wel goed in het kwadrant van de meewerkende overheid. Dus het heeft wel even geduurd voor ze weer de rechtmatige overheid gingen benadrukken. Toen is er een brief met dat handhavingsverzoek naar de leeszaal gegaan. En de leeszaal… ze hebben die brief toen een tijdje in de leeszaal opgehangen, als een icoon bijna. Zo van: dat gaan we dus mooi niet doen. Inmiddels voldoen ze bij mijn weten wel aan de regels.
Ik vind het een mooi voorbeeld van de tegenstrijdigheden waar je als overheid mee om moet gaan. En het laat ook zien dat het per fase kan verschillen. In de beginfase vooral meewerkend; later, toen de leeszaal ook een stevigere positie had ontwikkeld, meer rechtstatelijk. Maar nog steeds: wie bepaalt dat en op basis van wat?’
Heeft de samenleving niet ook met dergelijke tegenstrijdigheden te maken?
‘Ja, dat zie je dus ook bij de leeszaal. Ook daar gelden waardenspanningen en die lossen ze op hun manier op. Op de manier van de samenleving wel te verstaan. De leeszaal probeert radicaal inclusief te zijn, in de zin dat iedereen er naar binnen mag. Dat voelen ze heel diep en het gaat heel ver. Zo hadden ze een tijd arbeidsmigranten over de vloer die aan lagerwal waren geraakt en als ‘verwarde personen’ op straat rondhingen. Een aantal van hen kwam dan even binnen zitten en dan waren ze al dronken en dan gingen ze ook nog met elkaar ruzie maken. Er is heel lang geprobeerd ze een soort eigen plekje te geven, tot het echt niet meer ging en toen is toch de deur voor hen dicht gedaan. Dat was een heel moeilijke beslissing, die inging tegen hun kernovertuiging.’
Pijnlijk
‘Ja. En heel vaak zie je overigens het tegenovergestelde. Dat maatschappelijke initiatieven helemaal niet werken vanuit inclusiviteit, maar juist heel specifiek en selectief zijn. Ze organiseren de boel zelf, samen met anderen die op hen lijken. Dat levert dan spanning op in relatie tot een overheid die vindt dat iedereen gelijk zou moeten zijn en alleen subsidieert als iedereen toegang heeft. Maar zo werkt de samenleving niet. Daar heerst natuurlijk gemeenschapsgedrag – ons kent ons. Heel begrijpelijk. En grappig genoeg komen dan juist in zo'n groep weer allerlei verbindingen tot stand die je ook graag wilt. Dus ja, het is ingewikkeld.’
Wat zeg je hiermee tegen de studenten en ambtenaren met wie je daar in die leeszaal zit?
‘Dat je als overheid – ook al schuurt het en is het ingewikkeld – niet moet weglopen, niet bang moet zijn voor wat er in de samenleving gebeurt. En dat je ook meer vertrouwen kunt hebben in die inwoners.’
That’s it?
‘Nou, je moet ook wel oppassen dat je zelforganisatie en maatschappelijke initiatieven niet romantiseert. Ik zei niet voor niets: de waardenspanningen verdwijnen niet, de samenleving gaat er alleen op een andere manier mee om.’
‘Je moet doen wat voor het vraagstuk de meeste kans op succes belooft’
Wat is die romantiek dan?
‘Dat elk burgerinitiatief één grote liefdevolle bedoeling is. Dat het altijd allemaal onbaatzuchtig is en goed voor iedereen. Ik bedoel niet het tegenovergestelde – dat burgerinitiatieven zelfzuchtig zouden zijn. Dat is het niet, maar vaak zijn ze wel heel normatief. Ja, veel zelforganisaties zijn normatief, waarbij de betrokkenen dan heel uitgesproken opvattingen hebben over wat goed is.’
Bij de Rotterdamse leeszaal ook?
‘Ik denk het wel. Stel, je gaat daar als PVV'er rondlopen en zegt hardop dat je vindt dat er wel heel veel donkere mensen rondlopen. Of dat je vindt dat bepaalde boeken eigenlijk niet mogen. Ik denk dat daar opvattingen over zullen bestaan en dat die persoon naar buiten wordt gegooid.’
Hoe kun je als overheid nu het goede doen? Niet alleen als Rotterdamse gemeente in relatie tot de leeszaal, maar ook meer algemeen?
‘Een collega van mij zei: je bent een radical pragmatist. Ik vind dat je moet doen wat voor het vraagstuk de meeste kans op succes belooft. Voor sommige vraagstukken is dat gewoon dat de overheid ‘het’ zelf regelt. Ik zou bijna zeggen: als je het als overheid in je eentje kunt doen, doe dat dan gewoon en val er anderen niet mee lastig. Of andersom: als inwoners of bedrijven zelf hun problemen oplossen, bemoei je er dan niet mee.
Alleen, bij heel veel maatschappelijke vraagstukken is het, vanwege de aard van die vraagstukken en vanwege de context waarin ze spelen, niet zo dat de overheid of samenleving het wel alleen af kan. Daardoor beland je als vanzelf en noodgedwongen in een soort samenwerkingsrelatie. En ik vind dat overheden heel slordig zijn in het benoemen hoe je je dan precies tot elkaar verhoudt. Alleen maar enthousiast roepen dat je samenwerkt, is niet genoeg.
Welke machtsverhoudingen bestaan er? Wat verstaat elke partij onder ‘samenwerking’? Voor welke samenwerkingsvorm kies je kies je? Hoe werk je die dan uit? Je moet die vragen wel hebben beantwoord, anders kun je geen richting bepalen en knopen doorhakken. Dit is wel je verantwoordelijkheid als overheid en daar valt nog een wereld te winnen.’