Leesclub: ‘Against Progress’ - Slavoj Žižek’s afrekening met ons idee van vooruitgang

In zijn meest recente essaybundel Against Progress (2024) maakt Slavoj Žižek gehakt van de Idee van Vooruitgang. Historicus Ton Baetens moest bij het lezen ervan denken aan eerdere, wat ‘nettere’ criticasters van ‘ons eeuwige vooruitgangsgeloof’, zoals Adorno, Horkmeier en McLuhan. En constateert dat Žižek zijn tackle rücksichtslos en met twee gestrekte benen inzet. In de tweede aflevering van onze Overheid van Nu-Leesclub vertelt hij over de bevrijding die je kan overkomen als je ‘de harde confrontatie met je eigen medeplichtigheid aan die valse belofte van neutrale vooruitgang’ aangaat.

Ton Baetens
Beeld: ©Eigen beheer
Ton Baetens: ‘Zižek betoogt dat de idee van vooruitgang vooral als ideologische dekmantel fungeert voor uitbuiting, uitsluiting en ecologische vernietiging.’

Voor wie Slavoj Žižek niet kent: we hebben het over de ‘Elvis van de cultuurtheorie'. Over 'het denkbeest uit Ljubljana'. Žižek is socioloog, filosoof en psychoanalyticus. En wordt ook gezien als communist en cultuurcriticus. Zeven titels en typeringen die de veelzijdigheid van de man prima omschrijven. In Against progress gaat hij ons ‘eeuwige vooruitgangsgeloof’ met een hakbijl te lijf. En laat er nauwelijks een spaan van heel.

Žižek onderzoekt onze complexe en vaak tegenstrijdige ideeën over vooruitgang. We geloven heel graag in de mythe van vooruitgang. Van groei. Van meer. Want: meer is beter. Maar is dat ook daadwerkelijk zo? Het boek bestaat uit dertien essays waarin Žižek de heersende opvattingen over vooruitgang, zoals die van neoliberalen, populisten en zelfverbeteringsindustrieën, kritisch analyseert. Hij stelt dat deze groepen een verstikkende greep hebben op het idee van vooruitgang, wat leidt tot een verlies van essentiële waarden en perspectieven.

In de kern fungeert de idee van vooruitgang vooral als ideologische dekmantel voor uitbuiting, uitsluiting en ecologische vernietiging. Žižek pleit voor een emancipatorisch pessimisme (wat hij daarmee bedoelt, daar kom ik later op terug): echte verandering vereist een breuk, en juist geen lineaire verbetering. Hij legt ook uit hoe het neoliberalisme vooruitgang (maar dat was ook al eerder aan de hand) ‘gedepolitiseerd’ heeft, door het concept van vooruitgang te presenteren als neutraal. Als vanzelfsprekende groei. Als technocratische noodzaak. Waarmee we de facto onze ondergang tegemoet 'groeien.'

‘Echte verandering vereist een breuk, juist geen lineaire verbetering’

Van alle tijden

Kritiek op het vooruitgangsgeloof is niet nieuw: Horkheimer en Adorno plaatsen in hun werk Dialectiek van de Verlichting uit 1944 al kanttekeningen bij het idee dat de werkelijkheid alleen maar ‘beter’ wordt. Als grote denkers van de Frankfurter Schule stellen ze vast dat de Verlichting en de manier waarop rationeel denken en wetenschap worden ingezet (eigenlijk bedoeld om de mensheid vooruit te helpen en te verlichten) uiteindelijk net zo hard hebben bijgedragen aan nieuwe vormen van onderdrukking en barbarij. De opkomst van Hitler-Duitsland en de Tweede Wereldoorlog vormen de grote slagschaduw van deze analyse.

Het Verlichtingsdenken heeft - met haar nadruk op rationaliteit en wetenschap - geleid tot een instrumentele rede. Die gericht is op efficiëntie en controle en de neiging heeft om alles te reduceren tot middelen om een doel te bereiken. Omdat nu eenmaal ‘alles’ wordt beoordeeld op basis van zijn bruikbaarheid en economische waarde. Met ontmenselijking en de onderdrukking van individuen tot gevolg.

De maatschappij zelf is daar debet aan. Horkheimer en Adorno betogen bovendien dat massamedia en de opkomst van de populaire cultuur middelen zijn die worden gebruikt om de massa te manipuleren en te controleren. In plaats van authentieke kunst en cultuur te bevorderen, produceert de cultuurindustrie gestandaardiseerde en oppervlakkige producten die de status quo versterken en kritische reflectie onderdrukken.

Een observatie die nog beter te begrijpen is in het licht van de opkomst van radio, massabijeenkomsten en de manier waarop minister van propaganda Joseph Goebbels in Hitler-Duitsland die inzette om Hitler aan de macht te brengen en houden. Deze vorm van cultuurkritiek is later in de jaren 50 en 60 ook door Marshall McLuhan geformuleerd over de Amerikaanse massamedia.

‘Vooruitgang is altijd bevooroordeeld, is altijd partijdig, en - vooral ook - uitgesproken politiek’

De parabel van de duif

Kortom: Slavoj Zižek past met zijn kritiek op ons vooruitgangsgeloof in een mooi rijtje. Hij is volslagen kritisch over elke pretentie van neutraliteit die het vooruitgangsdenken zegt te hebben. Vooruitgang is altijd bevooroordeeld, is altijd partijdig, en - vooral ook - uitgesproken politiek. Als iets vooruitgaat, dan zijn er altijd winnaars. Maar net zo goed verliezers.

Dat weten we natuurlijk – eigenlijk – wel. Zižek onderbouwt dat perspectief met een verhaal uit de film ‘The Prestige’ van Christopher Nolan. Waarin een goochelaar, een duif (die onthoofd wordt), een jongen, zijn broer en het publiek figureren. Zižek schetst eerst hoe tijdens de goocheltruc een witte, fladderende duif met grof geweld geplet wordt. Hij beschrijft hoe de toeschouwers schrikken: is de duif dood? Dan tovert de goochelaar de duif weer tevoorschijn. Levend en wel. Iedereen haalt opgelucht adem. Applaus.

Alleen het jongetje twijfelt: hoe kan die duif nu weer tot leven zijn gewekt? Hij zag toch duidelijk dat ... Zijn broer lacht ‘m uit. Dát is het geheim van de goocheltruc. Alles is illusie. En dus denken we dat de duif dood is. Maar is dat niet zo. Het jongetje lijkt gerustgesteld. Waarna – in de film – duidelijk wordt, dat er sprake was van twee duiven. Waarvan er een daadwerkelijk geplet wordt. En de ander gebruikt wordt om de illusie te wekken dat de duif in leven is gebleven. Zižek ten voeten uit.

De metafoor voor ons heilige geloof in vooruitgang is daarmee aanschouwelijk gemaakt. Zižek stelt nuchter vast dat vooruitgang diezelfde dubbele moraliteit kent. Vooruitgang voor de een betekent maar al te vaak achteruitgang voor een ander. We weten wel dat het fout zit, maar we handelen alsof het goed is. Žižek stelt dat dit de kern vormt van onze vooruitgangsideologie van vandaag de dag. Hij verwijst naar de klimaatcrisis, naar sociale ongelijkheid, naar politieke wanhoop – zaken waarvan we heus wel ‘weten’ dat het niet goed zit, maar waar we ons best doen om die Unconvenient Truth te negeren.

‘De harde confrontatie met onze eigen medeplichtigheid aan die valse belofte van neutrale vooruitgang vormt onze enige uitweg’

Wat te doen

Wat te doen? Ten eerste stelt Žižek vast dat we met elkaar een psychoanalytisch moment van sterke symptoomverergering moeten doormaken. Dat is nodig om van catharsis, van verlossing te kunnen spreken. Je moet ‘door de hel’ om uit dat valse paradijs te kunnen breken. En daarbij is dissavowal (een mix van zelfverloochening, jezelf een beetje voor de gek houden, bedrog en - zo nu en dan - ontkenning en negatie) de sleutel: de harde confrontatie met onze eigen medeplichtigheid aan die valse belofte van neutrale vooruitgang vormt onze enige uitweg.

Dan ontstaat een nieuwe manier van denken en handelen. Emancipatorisch pessimisme noemt Žižek dat. Pas als we het feit omhelzen dat we écht fout zitten, en de ramp in de nabije toekomst echt onafwendbaar is ('we gaan ten onder!'), pas dan zijn we in staat om de daadwerkelijke consequenties van ons handelen echt te doorgronden. Te doorbreken. En kunnen we veranderen. Waardoor we, zoals Baron von Münchhausen, onszelf aan de eigen haren uit het moeras kunnen trekken.

Ton Baetens