Martijn Messing vraagt zich af: 'Wie zit er bij de energietransitie nu achter het stuur?'

Martijn Messing is wat eerder teruggekeerd. Zijn gezin zit nog in het vakantiehuisje, maar Messing is alweer aan het werk. Omwille van twee overleggen. Uiteraard over de energietransitie. Het is typerend voor de gedrevenheid van deze ‘aanjager van een eerlijke energietransitie’.

Eén overleg gaat over de governance - de bestuurlijke omgang met de opbrengsten van het Wind-A16  - het windmolenproject waar Messing, samen met duurzaamheidspionier Michaël Daamen, van aan de wieg stond. De joekels van windmolens verrijzen nu langs de A16. Met een gezamenlijke opbrengst van meer dan 200MW. Maar nieuwe uitdagingen dienen zich alweer aan. ‘Ik ontmoet alleen maar wantrouwen in de opgestelde regels.’ 

Martijn Messing
Beeld: ©Turn Bright
Martijn Messing: 'Nu de vergunningen onherroepelijk zijn, begint voor de gemeenten pas het echte werk.'
MARTIJN MESSING & MICHAËL DAAMEN 

Martijn Messing is programmamanager sociale innovatie in de energietransitie (een samenwerking van de Provincie Brabant en de Enexis Groep). Ooit bezat hij een groothandel. Was directeur van De Kleine Aarde in Boxtel. In 2004 trok hij de wereld over. En werd gegrepen door het thema duurzaamheid. Dat werd de leidraad voor zijn nieuwe carrière. Zie ook de Energiewerkplaats Brabant.  

Michaël Daamen (1952-2022) was de ontdekker van de Brabantse versie van de Dorpsmolen, zoals die eerder al in het Friese Reduzum ontwikkeld was. Daar werd de eerst verfoeide windturbine een dorpsmolen, waarvan het hele dorp profiteert in de vorm van inkomsten uit de energieprductie van de molen. 
Daamen werd initiatiefnemer en omgedraaide jas: ooit was hij tegen windmolens. Maar hij zag ‘het licht’ en werd enthousiast pleitbezorger van de energietransitie. Op één voorwaarde: dat de directe omgeving meeprofiteert. Niet alleen de lasten, ook de lusten.

De realisatiefase van Wind A16 is aangebroken. ’Je ziet nu de windmolens langzaam de hoogte inschieten.’ Messing is een kijkje gaan nemen in Binnen-Moerdijk. In de afgelopen jaren groeide de hoogte van een windmolen van zo’n 140 meter naar, nu, 210 meter. Het realiseren van zo’n windpark vergt dan ook veel van de logistiek: alle onderdelen worden vervoerd door de polder. Nieuwe binnenwegen worden aangelegd, draaicirkels vergroot. Een kraan van 150 m hoog is nodig om de molens in elkaar te zetten. Met als resultaat dat er straks 200MW opgewekt gaat worden: ‘een majeure bijdrage aan het slagen van de energietransitie.’ 

‘Les 6: tussen droom en daad staan wetten en regels; en soms de gemeenteraad’

Met welke blik kijk je naar deze nieuwe fase?

Die nieuwe fase, daarin zit toch ook weer een nieuw risico, zo vertelt Messing. 'Want toen we toewerkten naar een vergunning, was het relevant om goed te communiceren en goed samen te werken met de buurt. Anno nu worden die molens gebouwd. Dan ontstaat er wellicht een ander commitment dan twee jaar geleden. Toen had je de ander daadwerkelijk nodig, want die ander - die inwoner - moest jou als het ware iets gunnen. En nu heb je ‘gewoon’ doorzettingsmacht.’

Je liet net dat fraaie woord ‘governance’ vallen. Als je langs die lijnen naar de afgelopen jaren kijkt, hoe ging het en hoe gaat het nu? 

Een korte stilte valt. Messing denkt even na. ‘Nou ja, de kracht van het hele project zat ‘m vooral in de hechte samenwerking.’ Van vier gemeenten, de provincie, de dorpsraden, de stichtingen die zijn opgericht, en ontwikkelaars. Dat resulteerde in een stevige samenwerking: ‘voor iedereen een groot avontuur.’ De eerste uitdaging voor de nieuwe vormen van sturing en participatie, begon toen de vergunningen onherroepelijk werden verklaard. ‘Want, dan zit eigenlijk het werk van de provincie erop.’ 

Wie is nu aan zet? 

Bij de start van het project zijn de rollen en taken van de provincie en de gemeenten vastgelegd in het convenant EnergieA16, legt Messing uit. Dat convenant zag -vooral- toe op de planfase van het project. Nu de vergunningen onherroepelijk zijn, begint voor de gemeenten eigenlijk nu pas het echte werk. ‘Voor de bouwfase van de windmolens sturen we (niet alleen de provincie) op blijvende samenwerking, want, als het ieder voor zich wordt, dan verlies je.’ 

Wat verlies je dan? 

Die vraag triggert. Wind A16 staat voor Messing voor een veel breder verhaal over het tempo dat nodig is, om de energietransitie te laten slagen. Over maatschappelijke uitdagingen die enorm zijn: ‘Denk alleen maar aan die enorm stijgende energieprijzen’. Dat is enerzijds goed nieuws, zo stelt Messing vast. Daardoor stijgen de opbrengsten (en de winsten) van de molens. Waarvan de energiestichtingen meeprofiteren. 

Maar de sociale kwestie groeit minstens zo hard. Stijgende energieprijzen zorgen ook dat het aantal huishoudens dat – potentieel - straks de energierekening niet meer kan betalen, stijgt. Een levensgrote opgave, stelt Messing vast. Alleen al in de A16-zone moeten zo’n 35.000 woningen van het gas af. 

Zelfs met de stijgende opbrengsten van de molens is er niet genoeg voor 35.000 huishoudens, zelfs als je al het geld weggeeft. En geld, daarover beschikken de stichtingen straks zeker: 50% van de winsten van de windmolens mogen door de stichtingen worden ingezet om energietransitieprojecten van de 35.000 huishoudens in het gebied te ondersteunen. 

Geld verstrekken in de vorm van subsidies is geen optie. Daarom is onderzocht of goedkope, langlopende leningen mogelijk zijn, die de huishoudens helpen energielasten te besparen. Op deze wijze zouden veel meer huishoudens profiteren. Deze (zogenoemde) revolverende aanpak strandt echter op de vele wetten en regels.

‘Leningen gaan nu allemaal naar mensen die eigenlijk al geld hebben’

Want: financieren van individuen is – nogal - moeilijk, zo hebben de stichtingen intussen geleerd. Allerhande wet- en regelgeving maakt dat lastig. ‘In Nederland kan je je huis alleen maar aanpassen, als je geld hebt of geld kunt lenen. Maar de leenbereidheid voor huishoudens, die in de hoek zitten waar de klappen vallen, is gering.’ 

Wat is er aan de hand?

Geld uitlenen aan mensen is gebonden aan nogal wat regels, legt Messing uit. Bijvoorbeeld aan de WFT (Wet Financieel Toezicht). Die wet stelt dat er alleen persoonsgebonden leningen kunnen worden verstrekt. ‘Terwijl we in de A16 zone juist zochten naar een vorm van object gebonden financiering zoals ook in het klimaatakkoord bedoeld was.’ Een financiering aan de woning (object) maakt het namelijk mogelijk dat iedereen mee kan doen, terwijl een persoonsgebonden financiering alleen voor mensen met voldoende leencapaciteit (te toetsen bij BKR) mogelijk is. 

‘Omdat er winstopbrengsten uit de windmolens te verwachten zijn, wilden we als stichtingen best een hoger risico accepteren, als zo maar iedereen mee zou kunnen doen.’ Maar, geld uitlenen aan natuurlijke personen, dat mag alleen een bank. ‘We hebben zelfs nog even overwogen een EnergieA16bank op te richten.’ Ook alternatieven als het verhuren van een warmtepomp zijn overwogen: ‘maar ook dat wordt meer en meer gezien als een langdurige verplichting (de facto: een lening) en dus ook niet mogelijk voor mensen met een smalle beurs’

In interbestuurlijk opzicht is deze case interessant: in de praktijk botsen de inzichten van verschillende ministeries. Het ministerie van Financiën stelt eisen aan het functioneren van het financiële stelsel. Sociale Zaken geeft, vanuit bescherming van kwetsbare groepen, voorschriften uit over het lenen van geld aan diezelfde kwetsbare groepen. Met als resultaat dat er minder leencapaciteit in deze groepen zit. Het ministerie van Klimaat subsidieert aan de andere kant– omdat de energietransitie met hoge kosten gepaard gaat- het verduurzamen van de woning. 

Dus: ‘De facto werken we nu met ons huidige stelsel in de hand, dat mensen met een brede(re) beurs subsidies en voordelige leningen kunnen afsluiten om zo hun energielasten effectief omlaag te brengen. Terwijl de mensen met de smalste beurs, bij wie de energielasten (in euro’s) ongeveer net zo zwaar zijn, dat niet kunnen. Hoe gaan we hen nu echt helpen? De frustratie daarover, die groeit écht bij mij.’ Messing wil maar zeggen: de energietransitie heeft regie nodig: ‘Ik vraag me af, wie zit er nu achter het stuur?’ 

‘De energie-ongelijkheid moet je vergelijken met een uitslaande brand - als er brand uitbreekt, dan ga je niet rustig nadenken; dan ga je blussen, aanpakken, doen wat nodig is'

Wat is de receptuur om het wel goed te doen? 

Het grote euvel: Nederland is absoluut niet in samenhang georganiseerd. Dat is dan ook les 1: organiseer synergie. Les 2: zet vertrouwen op een voetstuk: ‘ik ontmoet eigenlijk alleen maar wantrouwen in de opgestelde regels.’ Les 3 (bijna) alles is maatwerk. Terwijl we vooral van de generieke oplossingen zijn. Les 4: geld is geen doel, maar een middel. Messing: ‘Geld moet – eigenlijk- rollen. Maar we rekenen nu heel veel enorm dicht in business-cases. Op het eerste oog doelmatig, maar als je breder kijkt, dan is dat niet het geval.’ 

Les 5: lef en moed zijn nodig om door te pakken. Maar in ons huidige bestel wordt dat nauwelijks beloond: ‘Een voorzichtige politicus leeft langer’. Les 6: tussen droom en daad zitten, wetten en regels en soms de gemeenteraad. Als we een wijk willen verduurzamen, dan organiseren we dat zo slecht dat de straat soms drie keer open moet. ‘Dat is echt bizar: waarom vinden we het soms zo moeilijk om te doen wat nodig is?’ 

WAAR EEN WIL IS, IS EEN OMWEG
Martijn Messing schreef een boek: ‘Waar een wil is, is een (om)weg’. Waarin hij de lessen, die hij in de afgelopen vijf jaar met het programma Sociale Innovatie in de Energietransitie (en in tientallen energieprojecten in Brabant) heeft opgedaan, eens op rij heeft gezet. 'Waar een wil is, is een (om)weg' biedt 34 lessen voor overheden, inwoners en marktpartijen op het gebied van de opwek van elektriciteit, energiebesparing en warmte: een aansporing voor de overheid om -vooral – meer regie te nemen. Een download is gratis beschikbaar. 

Hoe brengen we deze lessen in de praktijk? 

Weer is het even stil. Dan verzucht Messing: ‘Iedereen moet mee kunnen doen, maar in de praktijk zijn het vooral de mensen met geld, die mee kunnen doen. Daardoor wordt de kloof alleen maar groter.’ We moeten dit echt als een uitslaande brand beschouwen, stelt Messing. Als een echte crisis. Die het voor veel huishoudens ook echt is. ‘Als er brand uitbreekt, dan ga je niet rustig nadenken. Dan ga je blussen. Aanpakken. Doen wat nodig is. Moeilijker is het eigenlijk niet. Maar gemakkelijker helaas ook niet.’