“Oh, dus je was niet dom?”
Ik zit midden in de introductieweek van mijn bachelor Culturele Antropologie wanneer een medestudente – vers van het vwo – mij dit vraagt. Ik heb haar net verteld over mijn klimtocht door het gebergte van het Nederlands onderwijssysteem: van de mavo naar twee mbo-opleidingen, het hbo en nu de universiteit.
Dertien jaar onderweg, en nog steeds klimmende.
“Sorry?”
“Ja, dus je was eigenlijk niet dom?”
Beeld: © Eigen beheer
Dewi Brinkhuis is programmasecretaris en dealmaker bij Programma Agenda Stad van het Ministerie van BZK.
Verbouwereerd blijf ik achter. Niet alleen door wat ze zegt, maar door de vanzelfsprekendheid waarmee ze het zegt. Alsof mbo automatisch betekent: lager, minder, dommer. In de jaren daarna hoor ik het vaker. Soms subtiel, soms expliciet. Altijd met dezelfde ondertoon: jij bent minder dan wij. En elke keer denk ik: “wat ís ‘dom’ eigenlijk? En wie bepaalt dat?”
En daar begint de schade.
Die aanname, dat vooroordeel, dat blijft in mijn hoofd spoken. Ik durf rustig te stellen dat ik negentig procent van mijn papers te laat inleverde omdat ik bleef twijfelen, schrappen en dubbelchecken. Altijd bang om door de mand te vallen.
Uit bewijsdrang volgde ik naast mijn bachelor een extra vak: Russische taalverwerving. Ondertussen had ik twee bijbanen, ging mijn wekker om 04.00 uur en stapelde het slaaptekort zich op. Na twee maanden moest ik toegeven dat ik het niet trok. Stoppen voelde als falen. Een extra bevestiging van dat hardnekkige vooroordeel.
"Ik bleef twijfelen, schrappen en dubbelchecken - altijd bang om door de mand te vallen"
Tijdens zo’n moment van onzekerheid belde ik eens met mijn ome Jan en tante Ali, waarbij ik mijn onzekerheid uitte en mijn gevoel omschreef van het opgepoetste dubbeltje, dat nooit dat kwartje zal worden. Lief en nuchter als ze waren, stelden ze mij gerust.
Dat gesprek droeg bij aan het keerpunt: ik besefte dat die twijfel niet alleen in mijn hoofd zat, maar voortkwam uit iets groters - hoe we in Nederland nog steeds denken over “niveau”. Dat besef bleef bij me in elke nieuwe carrièrestap die ik zette.
Toen ik drie jaar geleden begon bij BZK, vroeg ik mij als antropoloog en socioloog af: “wie vertegenwoordigt hier eigenlijk wie?” Representatie is belangrijk, niet alleen in de politiek, maar ook onder beleidsmakers. Terwijl er volop stageplekken waren voor hbo- en wo-studenten, was er voor mbo’ers weinig tot niets. Toen ik mijn manager vroeg waar de mbo-studenten bleven, zei hij: “Goeie vraag — zoek er maar één!” Dat hoef je mij, oud-mbo’er, geen twee keer te zeggen. Ik zocht en ik vond. Binnen een maand begon onze eerste mbo-stagiaire.
Of dat helemaal gesmeerd liep zonder jarenlange voorbereiding en overleggen? Nee, natuurlijk niet. Maar soms moet je gewoon doen als je iets wilt veranderen. Onderweg leer je, stuur je bij en groei je. Inmiddels heb ik, mede dankzij mijn netwerk, zo’n tien mbo-studenten geholpen aan stageplekken die er eerder niet waren. Dat kostte overtuigingskracht. En tijd. Zo heb ik zelf geholpen om cv’s opnieuw op te maken en brieven te herschrijven, zodat de mbo-stagiairs hun meerwaarde duidelijker voor het voetlicht konden brengen.
"Soms moet je gewoon doen als je iets wilt veranderen; onderweg leer je, stuur je bij en groei je"
Vanwege het structurele tekort aan stageplekken voor mbo’ers en de moeite om ze te creëren, mailde ik in september 2023 toenmalig waarnemend SG Loes Mulder. Diezelfde dag belde ze me terug, en een dag later stond ik voor de camera tijdens Diversity Week.
Mijn wens: een mbo-traineeship.
En nu, twee jaar later, bestaat het. Echt.
Helaas heb ik niet kunnen meedenken over de vormgeving van dit traineeship, maar ik mag wel de selectiegesprekken voeren. Daar zie ik enorm naar uit!
Goed dat deze omslag gaande is. En dit is pas het begin; de komende mbo-trainees laten straks zien wat er mogelijk is wanneer talent wordt gemeten in kansen.
En onthoud: een opgepoetst dubbeltje is geen kwartje-in-wording; het is een munt met een verhaal en slijtsporen die juist waarde geven. Het enige wat nog moet veranderen, is die waarde kunnen en durven zien.”
Dewi Brinkhuis