‘Huis van Thorbecke’ – breng de verbeelding (weer) aan de macht

Er bestaan twee fysieke huizen van Thorbecke. Zijn geboortehuis in Zwolle en het huis in Leiden waar hij gewoond heeft en een plakkaat aan de gevel ons daaraan herinnert. Maar als we het hebben over ‘het Huis van Thorbecke’ denken we aan de metafoor voor de structuur van de Nederlandse staatsinrichting zoals vastgelegd in de Grondwet van 1848, opgesteld door Johan Rudolph Thorbecke. 
De gelijknamige essaybundel, met als ondertitel ‘Verbeelding in het openbaar bestuur’ gaat over deze en andere beelddragers van en rondom de overheid. Met de bedoeling de verbeelding weer (een beetje) aan de macht te brengen. 

Huis van thorbecke
Beeld: ©Laurens van Putten
Het rapport ”Blind voor de mens en Recht” van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening wordt gepresenteerd tegen de achtergrond van een kunstwerk over de Grondwet van Thorbecke (februari 2024).

De verbeelding structureert, begrenst en normeert. En de verbeelding verandert en vernieuwt. Of heeft in ieder geval die potentie. Onder redactie van Boudewijn Steur, Geerten Boogaard, Rik Dekker en Sebastiaan van der Lubbe vragen de esayisten zich af hoe de scheppende overtuigingskracht van verbeelding nu precies werkt.

En dus wordt er niet alleen naar dat eerder genoemde huis gekeken (het eerste deel van de bundel), maar ook naar andere beelddragers van het openbaar bestuur, zoals oude fresco’s, iconische plekken, gemeentehuizen, logo’s, televisieseries en literatuur (het tweede deel).

Sterker nog: het ‘openbaar bestuur’ zelf is ‘geen object dat in de fysieke werkelijkheid bestaat. Het is wat de Amerikaanse filosoof John Searle benoemt als een institutioneel feit: [...] een feit omdat wij dat als mensen zo hebben afgesproken.’

‘Openbaar bestuur is geen object dat in de fysieke werkelijkheid bestaat - het is een institutioneel feit omdat we dat als mensen zo hebben afgesproken’

Kracht van de metafoor 

Gek genoeg is de metafoor ‘Het Huis van Thorbecke’ nog niet zo oud. Eigenlijk lijkt de metafoor pas vanaf 1993 echt gangbaar te worden. Waarbij de metafoor vooral gebruikt wordt om hiërarchie tot uitdrukking te brengen: ‘Gemeenten zitten klem tussen plannen van het Rijk en de veeleisendheid van de burger. Dit alles door de verbouwing van Het Huis van Thorbecke, dat werd voltooid in 1848. Onderin gemeenten, erboven provincies, bovenin het Rijk, de belangrijkste etage, met het meeste geld en de zwaarste dossierkasten.’ 

Maar ook als metafoor waarin de bestuurlijke ordening bedreigd wordt: ‘Alarmerender is het feit dat de regering het advies van de Raad vrijwel altijd naast zich neerlegde. Zo liep Mark Rutte met een sloophamer door het Huis van Thorbecke heen. Erg moeilijk ging het breekwerk overigens niet. Het verval van democratische instituties was al even aan de gang.’

Het werken met metaforen is een kracht op zich. Dat is wel de kwintessens van het eerste deel van de bundel. Zo wijzen Roosmaryn Pilgram en Lotte van Poppel erop dat je zo ‘een bepaald frame, een specifiek perspectief op het onderwerp’ introduceert: ‘Als je de economie ziek noemt, dan roept dat allerlei associaties met ziekte op die de luisteraar vervolgens ook aan het onderwerp economie zal verbinden. Misschien is de economie wel ziek door besmetting via een andere patiënt (een andere zieke economie).’ En worden juist andere mogelijke interventies (zoals regulering en wetgeving) naar de achtergrond gedrongen. Immers: een zieke wordt niet beter dankzij een wet. 

‘Zo liep Mark Rutte met een sloophamer door het Huis van Thorbecke heen’

Metafoor als in de wegzitter 

Als een metafoor (als het Huis van Thorbecke) krachtig is, kan deze ook danig in de weg zitten (en zichzelf als het ware overleven). Zo vraagt Caspar van den Berg op zijn beurt aandacht voor de onttakeling van de staatsrechtelijke metafoor dat ‘aan het hoofd der gemeente een raad staat.’ Dat is een beeld dat aan de indeling van Thorbecke ontsproten is.

Alleen, sinds de dualisering in 2002 is de bestuursbevoegdheid overgedragen aan het college van burgemeester en wethouders, mogen wethouders niet meer door de raad uit zijn midden worden gekozen en is het wethouderschap incompatibel verklaard met het lidmaatschap van de gemeenteraad. Toch, stelt Van den Berg vast, blijft ‘de Grondwet [...] bepalen dat aan het hoofd van de gemeente een raad staat.’ 

Geerten Boogaard en Wim Voermans noemen dat ‘reflective imaginery’. ‘Lang voor over Thorbeckes huis werd gesproken was hier sprake van een Bataafse hut. Omdat men zich afstammelingen waande van de Batavieren die onder Julius Civilis in het jaar 69 een verbond tegen de Romeinen sloten. De stad Amsterdam bestelde daar in 1661 bij Rembrandt een imponerend schilderij van om in het stadhuis op te hangen. Als een meer republikeinse stichtingsmythe.’ 

En: ‘Wie uit volle borst in het Wilhelmus meezingt hoe de Spaanse tirannie ook het eigen hart doorwondt, bevredigt een biologische zucht naar erkenning binnen de constitutionele orde van Nederland.’

Een metafoor kan ook vernieuwing tegenhouden. Zo willen we bijvoorbeeld (liever) niet tornen aan het Huis. In Nederland is het schaalniveau van de ‘regio’ steeds interessanter geworden. Alleen: de regio heeft geen plek in het Huis. En dus zijn ‘politiek en beleidsvorming in het binnenlands bestuur steeds meer in twee afzonderlijke arena’s terechtgekomen: policy without politics in de regionale samenwerking verbanden, en politics without policy in de gemeenteraden en provinciale staten.’ 

‘Het succes van Silicon Valley maakte dat er ook in Nederland allerhande ‘Valleys’ ontstonden: rond health, energy of food’

Beeld, beeldvorming en verbeelding

In het tweede deel staat de kracht van het beeld centraal. Omdat ‘beeld, beeldvorming en verbeelding’ nu eenmaal van belang zijn om de relatie tussen overheid en inwoners beter te begrijpen. Dick de Boer laat zien, hoe lang het beeld van ‘graaf Willem III, de Goede’ (die in 1337 stierf) door heeft gewerkt in Nederland en sturing en richting gaf aan wat we onder goed (rechtvaardig, degelijk) bestuur verstaan.  

In de 14de en 15de eeuw wordt graaf Willem geroemd. In 1582 wordt de allegorie van de ‘goede graaf’ ook geschilderd: als deel van een vijfluik is ‘het oordeel van de goede Graef Willem over de Baljuw van Zuythollant’ opgehangen in de nieuwe vergaderzaal van de stad Leiden. Ook op andere plekken is de allegorie te vinden. Tot in Valenciennes (1611) aan toe. 

Zo is ‘de goede graaf Willem III’ een icoon geworden. ‘Het gebruik van iconen die tot de verbeelding spreken is een effectieve vorm van communicatie. Bij een icoon is er een directe relatie tussen de betekenis en de vorm van de boodschap.’ Terlouw laat in zijn bijdrage zien hoe we aan ‘iconen’ bouwen, waarbij we – in de loop der tijd – de kracht van een icoon uit- en ook weer afbouwen.

Het succes van Silicon Valley maakte bijvoorbeeld dat er (ook) in Nederland allerhande ‘Valleys’ ontstonden: rond health, energy of food. De laatste tijd is nu juist de tegenhanger van de valley aan kracht aan het winnen, zo betoogt Kees Terlouw: namelijk ‘het dorpisme.’ Waarbij de nadruk op authenticiteit, op kleinschaligheid of op nabijheid ligt. ‘Juist het verwateren van de traditionele gemeenschapswaarden en hun rituelen, zoals verenigingsleven, zorgt ervoor dat deze extra benadrukt en gecultiveerd worden in lokale identiteitsdiscoursen. De waardering van het dorp als iconische plek wordt versterkt door de afkeer van steden.’ 

En, let op, zo stelt Terlouw vast: juist de nadruk op eigenheid, op authenticiteit, kan interbestuurlijk samenwerken in de weg gaan zitten. 

‘Sjakie uit Flodder is het archetype van ‘de goedbedoelende, suffige sociaalwerker, die problemen tussen familie, wethouder en gemeente moet oplossen’

Ook de vergadertafel doet ertoe

Andere auteurs in de bundel vragen aandacht voor de inrichting én de positionering van – bijvoorbeeld – de vergadertafel en stoelen in gemeenteraadszalen. Voor de kracht en zwakte van gemeentelijke logo’s en de bouwstijl van gemeentehuizen. 

Niets is zonder betekenis, zo luidt de rode draad. ‘De fysieke kenmerken van deze gebouwen weerspiegelen niet alleen architecturale trends, maar ook trends in de opvattingen over de relatie tussen staat en samenleving. [...] Deze verbeelding overstijgt het louter manifesteren van ideeën uit een specifiek tijdperk; deze beelden structureren, begrenzen en normeren ook hoe inwoners het gemeentelijk bestuur percipiëren en wat inwoners van het bestuur verwachten.’ 

Een origineel essay, tot slot, schrijft Heidi de Mare. Zij kijkt naar representatie van ‘de overheid’ in Nederlandse films en tv-series. Een archetype als Sjakie, ‘de goedbedoelende, wat suffige ambtenaar/sociaalwerker, die regelmatig problemen tussen familie, wethouder en gemeente moet oplossen’ in de film Flodder komt voorbij. Ook New Kids Turbo (2011) blijft niet onbesproken, waarin de jongens uit het Brabantse Maaskantje de gehele overheid naar hun hand zetten. En nieuwere tv-series als Klem en Harkum worden geanalyseerd. 

Visuele retorica, die ons beeld van wat de overheid al dan niet vermag, best beïnvloedt, zo stelt De Mare vast: ‘Harkum roept een twijfelachtig beeld op van het Nederlandse openbaar bestuur. De bevoegdheden van Ada (locoburgemeester), Maaike (financiën), Gerard (technische dienst) en Agnes (secretaresse) zijn onduidelijk. Dat geldt ook voor de portefeuilles van de verschillende wethouders [...]. Tijdens vergaderingen ruziën ze over woorden, steggelen over wie voor een kwestie verantwoordelijk is, schuiven problemen op elkaar af en dreigen zaken extern uit te besteden.’ 

‘De fysieke kenmerken van deze gebouwen weerspiegelen niet alleen architecturale trends, maar ook trends in de opvattingen over de relatie tussen staat en samenleving’

Fictie houdt de boel bij elkaar

Zoals een van de auteurs het zo krachtig formuleert: ‘Het is de fictie die de boel bij elkaar houdt, zowel op het diepzinnige niveau van de democratische orde als een gedeelde verbeelding van een gezamenlijkheid tot het praktische niveau waarop een logo succesvol is.’

Met andere woorden: onze woorden en beelden – onze metaforen, iconen, allegoriën symbolen en archetypes – doen ertoe. En niet zo’n beetje ook. ‘Het Huis van Thorbecke’ is een oproep om ons daar meer van bewust te zijn. En, een beetje stiekem ook, om de verbeelding weer aan de macht te brengen.