Sociaal leegstandsbeheer met de ‘afdankertjes van de samenleving’– deel 2

‘Wij zijn een plek waar mensen terechtkunnen die nergens aan bod komen’, aldus Azing Wierda, directeur van CareX. CareX creëert woon- en werkplekken in sloopgebouwen en verhuurt deze. De uitdaging is om er toch altijd iets van te maken. En dat lukt ook vaak. De gemeente Groningen werkt daarom graag samen met CareX. Jaap Haks, ontwikkelmanager gebiedsontwikkeling en grondzaken, ziet een win-win situatie waarin beide partijen geven en nemen. 

Een kunstenaar is aan het werk in één van de panden in beheer van CareX.
Beeld: ©CareX
Een kunstenaar aan het werk in één van de panden in beheer van CareX.

Overheid van Nu ging langs op een bijzondere plek. In de Hub in Haren wonen statushouders, particuliere huurders en jongvolwassenen in beschermd wonen samen. Ook huisvest het allerlei bedrijfjes. Dit in een pand dat jaren leeg stond en rijp was voor de sloop. In het laatste deel van dit tweeluik vertelt Jaap Haks, ontwikkelmanager gebiedsontwikkeling en grondzaken bij de gemeente Groningen, over de samenwerking met CareX. Ook legt Azing Wierda, directeur van CareX, alles uit over de CareX-methode. 

Wil je eerst het eerste deel lezen van dit tweeluik? Dat kan hier.

Sociale tak van leegstandsbeheer

Het kantoortje van CareX bevindt zich in één van de vleugels van de Hub, een oude zusterflat in het Groningse Haren die toebehoort aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). CareX verzorgt het dagelijks beheer van de Hub, of, in de woorden van Wierda: ‘We runnen deze tent’.

CareX is een bedrijf dat zich bezighoudt met huisvesting en leegstand. Maar noem het geen kraakwacht of anti-kraak, want aan die termen heeft Wierda een hekel.

Hij legt uit: ‘Anti-kraak wordt gezien als: je zet een paar mensen in een gebouw en dan kan er niets meer gebeuren. Je past als het ware op een gebouw. Dat doen wij niet. Wij zien leegstaande gebouwen als plekken waar je van alles mee kan doen. We noemen ons liever de sociale tak van leegstandsbeheer. Wij zijn een plek waar mensen terechtkunnen die nergens aan bod komen.’

De doelgroep die CareX huisvest is dan ook heel divers. 

Wierda: ‘Ik heb het niet over daklozen of mensen met zware psychische problemen, maar bijvoorbeeld over mensen die gaan scheiden en met een duur koophuis zitten. Of mensen die tussen wal en schip zitten omdat een huis zo duur en schaars is. Buitenlandse studenten die hier een jaar komen studeren, ook zo’n groep. Wij specialiseren ons in mensen die tijdelijk iets anders zoeken. Die matchen we aan leegstaande gebouwen, in afwachting van de sloop’.

Dat is volgens Wierda ‘de CareX-stijl’, ook van oude, afgeschreven gebouwen iets moois weten te maken: ‘We doen het met de afdankertjes van de samenleving’.

Niet zomaar wat mensen bij elkaar

CareX’ missie is dan ook om zoveel mogelijk leegstaande gebouwen te beheren en die maximaal te vullen met mensen. Daarnaast speelt het sociale beheer ook een belangrijke rol. Door te besparen op de kosten van het gebouw (het liefst gratis) en de inboedel (vaak afkomstig uit andere slooppanden) is er budget om mensen in te huren. Een huismeester als centraal aanspreekpunt bijvoorbeeld.

Zomaar wat mensen bij elkaar zetten in een gebouw, doet Wierda’s organisatie dan ook niet. 

Wierda: ‘We verhuren bij CareX veel grote gebouwen en we hebben allang gemerkt dat je ontzettend scherp moet zijn op de samenstelling van zo’n groep bewoners. Als je kan bereiken dat het op een afdeling of in een gang van zo’n gebouw goed loopt, dan gaan mensen voor elkaar en voor de plek zorgen. Ze houden het netjes, het is leuk en dan heb je er zelf ook heel weinig werk aan.’

Andersom gaat het vaak fout, ‘als je maar wat mensen bij elkaar propt’, aldus Wierda. Want je komt elkaar tegen en deelt voorzieningen. 

‘En dan moeten wij de politieagent uithangen. We kijken heel erg naar leefritme en voorkeuren. Je moet iemand die de hele nacht gamet, niet naast iemand zetten die om 7 uur zijn bed uit moet om de deur uit te gaan.’

Samenwerking van twee kanten

‘CareX is goed in staat er iets leuks van te maken, ook al is het maar voor een jaar of vijf jaar’, aldus Jaap Haks, ontwikkelmanager gebiedsontwikkeling en grondzaken bij de Gemeente Groningen. ‘Dat is een plus. We hebben ook ervaringen met leegstandbeheerders die alleen het absolute minimum doen.’

Haks is vaak het eerste aanspreekpunt voor marktpartijen met huisvestingsvragen. Dat kan gaan of hij nog locaties weet voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen tot het meedenken over een nieuwe locatie voor een bioscoop. 

Hij kent CareX inmiddels goed. De gemeente heeft veel belang bij plekken waar startende bedrijfjes heen kunnen en zicht huis voelen. Soms groeien die plekken uit tot creatieve broedplaatsen, zoals de Biotoop – tevens in Haren – waar inmiddels 180 bewoners, 100 ondernemers en 150 kunstenaars wonen en werken.

‘Het voordeel is ook dat we goede afspraken hebben met elkaar. Als wij zeggen: we hebben het pand nodig en het moet leeg over twee, vier of acht weken, dan zorgt CareX daarvoor zonder morren. Dat is heel prettig.’

Aan de andere kant is de gemeente ook bereid om een gebouw soms langer ter beschikking te stellen dan in eerste instantie afgesproken, als dat zo uitkomt. Of om een lening te verstrekken om een pand brandveilig en bewoonbaar te maken, zoals dat ook bij de Hub in Haren het geval was (zie het eerste deel van dit tweeluik). 

Het is geven en nemen, wil Haks maar zeggen. ‘Je moet bereid zijn af en toe de portemonnee te trekken of te accepteren dat er een onrendabele top [een klein verlies op de investering, red.] is. Elke keer is het weer kijken hoe je met zo min mogelijk middelen een gebouw geschikt kan maken voor de termijn die ervoor staat.’