Een thuis voor iedereen: dat lijkt vanzelfsprekend, maar gaat niet vanzelf

Op 8 juli 2021 is het adviesrapport ‘Een thuis voor iedereen’ verschenen. Een rapport van de Interbestuurlijke werkgroep ‘versterking beleid huisvesting aandachtsgroepen.’  Een rapport dat in opdracht van het ministerie van BZK werd opgesteld met de G4, het stedennetwerk G40, de VNG, een flink aantal ministeries en Aedes. En aandacht vraagt voor de staat van de woningmarkt voor aandachtsgroepen. Kort gezegd: de huisvesting van aandachtsgroepen staat onder druk. Terwijl de trend bovendien een verslechtering laat zien. Alle reden om voorzitter Bernard ter Haar aan de tand te voelen over het waarom en het hoe. En vooral: over wat er nu anders moet.

Een illustratie van verschillende mensen in de openbare ruimte
Beeld: ©Woningmarktbeleid.nl

We hebben het over een groot maatschappelijk vraagstuk. Of liever gezegd: over een groot probleem. Immers, het is niet alleen voor veel inwoners van Nederland die geen (t)huis hebben, een hard gelag. Ook voor onze de samenleving als geheel geldt, dat de bestaande situatie reden tot zorg is. Zoals het rapport het verwoordt: ‘Een thuis begint met een huis en wanneer dit ontbreekt zijn de maatschappelijke kosten vaak uiteindelijk vele malen hoger.’ 

Om maar met de deur in huis te vallen: over wie hebben we het eigenlijk?

Bernard ter Haar: ‘Allereerst: we hebben het over veel mensen die op dit moment klem zitten [zie: bijgaande tabel met aantallen - RED]. Je ziet bovendien dat het erger wordt, in plaats van beter. En dat deze problematiek in veel lagen in onze samenleving speelt. Bij wijze van voorbeeld: we hebben het over mensen die in scheiding liggen. Zij hebben acuut huisvesting nodig. In de praktijk zien we dat vrouwen soms in de opvang terecht kunnen. Of dat mannen tijdelijk op de bank slapen, bij vrienden. Want in veel gevallen is die huisvesting er niet. Datzelfde geldt voor statushouders, voor ex-gedetineerden, of dak – en thuislozen, die (weer) een eerste stap op de woningmarkt zouden willen zetten. Het gaat dus over tekorten, maar het gaat ook over bestaande beleidskeuzes.’ 

In cijfers:

Over wie hebben we het eigenlijk, als we over aandachtsgroepen praten? 

  • Over ongeveer 500.000 arbeidsmigranten (waarvan het de verwachting is dat het aantal door vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt de komende jaren zal toenemen). 
  • Ongeveer 36.000 dak- en thuisloze mensen (aldus CBS).
  • Ouderen, van wie het aantal 75-plussers, nu 1,4 miljoen, de komende decennia zal verdubbelen en waarvan een aanzienlijk percentage een specifieke woonzorgbehoefte heeft.
  • Een lastig in te schatten aantal sociaal urgenten en dreigend daklozen.
  • Een eveneens lastig in te schatten groep medisch urgenten en rolstoelafhankelijken, waarvan ook rond de 100.000 zorgbehoeftige 75-plussers deel uitmaken. 
  • Een jaarlijkse variabele instroom van ongeveer 11.000 statushouders.
  • Ruim 700.000 (deels internationale) studenten in het hoger onderwijs waarvan ongeveer de helft uitwonend en ruim 500.000 studenten in het MBO waarvan circa 20% uitwonend is. 
  • Een gedifferentieerde groep van duizenden mensen die uitstromen uit een intramurale situatie.
  • Naar schatting 60.000-70.000 mensen bij wie woonwagenbewoning onderdeel is van de culturele identiteit: woonwagenbewoners.

Leg eens uit?

‘Misschien zouden we een andere kijk op uithuiszettingen moeten willen ontwikkelen. Kunnen we dat echt niet op een andere manier oplossen? En de ambulantisering van de GGZ: hebben we daar nu de goede begeleiding opgetuigd bij het begeleiden van psychiatrisch patiënten? 

‘Feit is, dat veel kwetsbaren op deze manier tussen wal en schip vallen’

Dit probleem treft een groot aantal Nederlanders: Waaraan ligt het eigenlijk, dat dit zo’n hardnekkig probleem is?

‘Er is de afgelopen jaren te weinig gebouwd, maar het heeft ook te maken met de aard van onze woningbouw: we hebben de afgelopen jaren fors ingezet op binnenstedelijk bouwen. Dat heeft ertoe geleid dat we in de Randstad (en ook elders) vooral uitkwamen op appartementen boven  300.000,- euro. Een bedrag dat voor een groot deel van de Nederlanders simpelweg niet op te brengen is. En voor de aandachtsgroepen feitelijk helemaal niet.’ 


‘In de afgelopen decennia is er natuurlijk een mix aan oorzaken aan te wijzen, waardoor we nu met dergelijke tekorten te kampen hebben. Woningbouwcorporaties hebben de verhuurdersheffing voor hun kiezen gekregen. Zoals ik net al zei: ruimtelijke ontwikkeling focuste vooral op binnenstedelijk bouwen. Kijk ook naar de nieuwe GGZ-werkwijze, waarbij er meer patiënten ambulant behandeld worden. Kijk naar aanverwante maatschappelijke factoren, waarbij dak- en thuislozen in opvanghuizen gehuisvest worden op plekken, waar vaak ook al andere problematieken spelen. Of naar ontwikkelingen, waarbij we willen dat ouderen langer op zichzelf kunnen blijven wonen; waardoor we veel te veel bejaardentehuizen hebben gesloten.’ 


‘Tel daarbij op, dat de meeste aandachtsgroepen, behalve als het over eenzame ouderen gaat, niet gerekend worden tot de meest populaire, gewenste buren. Kijk maar naar de ‘Not in my backyard’-achtige reacties als er verslavingszorg in een buurt gepland wordt. Dat alles maakt, dat nieuwe huisvesting voor aandachtsgroepen niet een, twee, drie te realiseren is. Maar feit is, dat veel kwetsbaren op deze manier tussen wal en schip vallen.’ 

Waarom is de aanpak van dit probleem zo urgent?

‘Vooral omdat we zien, dat een deel van deze aandachtsgroepen verder afglijdt, simpelweg omdat er geen huis beschikbaar is met de daarbij passende zorg of ondersteuning. Dus is het in mijn ogen zaak om tijdig in actie te kunnen komen. Het bieden van een thuis is daarbij een eerste, heel belangrijke stap. Die bovendien preventieve werking heeft: het vermindert de kans op maatschappelijk afglijden.’ 

Tot zover de analyse. De hamvraag is natuurlijk: hoe pak je zoiets aan?

‘Eenvoudig is dat natuurlijk niet. Zoals ik net al schetste: de doelgroep ‘aandachtsgroepen’ is niet of nauwelijks homogeen te noemen. Je hebt het over arbeidsmigranten, maar ook over studenten. Over dak- en thuislozen, maar ook over medisch urgenten. Over statushouders en ex-gedetineerden. Dus de vraag: ‘Hoe gaan we dat in een plan gieten?’ die is niet eenvoudig te beantwoorden. Toch is er een aantal mooie, en concrete suggesties gedaan. Die suggesties hebben we vervat in een Spoedpakket en een nationale samenwerkingsagenda voor het komende decennium.’

Noem er eens een?

‘Bijvoorbeeld het idee om een minimumverplichting aan te brengen in woningbouw, als het om het realiseren van sociale woningbouw gaat. Gemeenten uit de werkgroep kwamen daar zelf mee: zou het een idee zijn om een bodemverplichting te stellen aan de beschikbaarheid van sociale sectorwoningen? Vanuit de gedachte: ‘dit moeten we doen, want dit gaat niet vanzelf goed komen.’ Bijvoorbeeld omdat het voor sommige gemeenten te verleidelijk is om de last af te schuiven op een andere gemeente.’ Samen pleiten we nu in het rapport voor een minimum van 30 procent. Dus is een van de aanbevelingen: laten we met elkaar een ondergrens instellen voor de woonvoorraad, die geschikt is voor mensen met lage inkomens.’ 

‘Het gaat vooral om tijdigheid: om tijdig in actie te komen’

Heeft Nederland nu een startersprobleem? Of een doorstroomprobleem? Of allebei?

‘Dat is natuurlijk een beetje naar de bekende weg vragen. Natuurlijk hebben we in de afgelopen jaren gezien dat starters moeilijker en moeilijker toegang tot de woningmarkt krijgen. En zien we bovendien dat doorstromen lastig is. Bijvoorbeeld: ouders, die kleiner willen gaan wonen omdat de kinderen het huis uit zijn, hebben weinig keuze om door te stromen. Kleinere woningen zijn soms wel beschikbaar, maar zijn ongeveer net zo duur, of soms duurder dan de eigen, bestaande woning. Dus blijven ook veel ouders in huizen wonen, die te groot, te ruim zijn. Dit oplossen is een zaak van de wat langere adem.’ 

Wat kan dan wel op kortere termijn?

‘Een concrete suggestie is, dat je plekken en bestaande gebouwen slimmer zou kunnen benutten: tijdelijke woningen op een voetbalveld, dat bij een krimpende voetbalclub leegstaat. Leegstaande kantoorpanden sneller geschikt maken voor bewoning. Meer inzetten op tiny houses, waardoor er én qua aanschaf en qua ruimte meer mogelijk is. Eigenlijk zijn dat allemaal maatregelen, die op relatief korte termijn mogelijk zouden zijn. Iets wat je eigenlijk onder de noemer ‘slimme, gezond verstandconcepten’ moet scharen. 


Naast dit type maatregelen, moeten we uiteraard ook werken aan maatregelen waarvan de effecten meer tijd vergen: het faciliteren van andere, ruimere financieringsmogelijkheden van corporaties bijvoorbeeld. 
Een van de uitspraken in het rapport luidt: ‘samenwonen dient te lonen’. Woning delen, mantelzorgconcepten, splitsen, opheffen kostendelersnorm. Stoppen we met het tellen van tandenborstels? ‘Je zou kunnen stellen, dat we minder streng hoeven zijn, als het maatschappelijke winst oplevert. Ik wil het zo zeggen: samenwonen zou maatschappelijk moeten lonen. Maatschappelijk zie je namelijk dat er grote baten mogelijk zouden zijn. Allereerst gebruik je je huis efficiënter. Als je over kamerverhuur praat: dan ontmoeten de verschillende generaties elkaar. Mantelzorg in huis wordt mogelijk Het biedt bovendien een snelle oplossing, want deze woningen zijn er natuurlijk al.’ 

Tot slot: wat zou je bestuurlijk Den Haag vooral willen meegeven?

‘Allereerst: het is natuurlijk niet aan ons, als werkgroep om dit type besluiten te nemen. Wel hebben we één nadrukkelijk advies: ga niet nog langer op dit onderwerp studeren en erover discussiëren: ga samen met de decentrale overheden en de maatschappelijke organisaties in de zorg en in de woningbouw aan de slag! Want: de urgentie is eenvoudigweg te hoog.’