Waardoor werkt het Bestuursakkoord Water?

Het Bestuursakkoord Water (BAW) geldt als een succesverhaal van interbestuurlijke samenwerking. Het Rijk, VNG, IPO, UvW en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) sloten het akkoord in 2011 om de doelmatigheid van het waterbeheer te vergroten, en door samenwerking geld te besparen. De gestelde doelen voor 2021 zijn inmiddels al gehaald. Waardoor werkt het BAW zo goed?

"Water" in steen geschreven

In 1 minuut:

  • In 44 regio’s wordt in de waterketen door gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven samengewerkt
  • De doelstelling voor de waterketen, 450 miljoen euro jaarlijks vanaf 2020 minder meer uitgeven, is ruimschoots gehaald. De doelmatigheidswinst in de waterketen bedraagt 600 miljoen euro; de totale besparing door het BAW is 900 miljoen, ruim boven het doel van 750 miljoen euro.
  • In 2018 hebben de waterpartners aanvullende BAW-afspraken gemaakt op onderwerpen als informatisering, digitale risico’s, kwetsbaarheid, belemmeringen, Omgevingswet.

Goede kwaliteit tegen lagere kosten en minder ‘bestuurlijke drukte’. Dat was het doel van het Bestuursakkoord Water (BAW), dat in 2011 door het Rijk, VNG, IPO, UvW en de Vewin werd gesloten. "We voorzagen een enorme kostenstijging als er niets gebeurde’’, vertelt senior beleidsmedewerker Ruud van Esch van de Unie van Waterschappen. "De samenwerking was hard nodig om te voorkomen dat burgers en bedrijven een forse verhoging van de lokale lasten voor de kiezen kregen.’’

Naast besparen van kosten willen de partijen ook kijken naar gebruikmaken van elkaars kennis en informatie. Ook professionalisering van de verschillende organisaties staat op de agenda.

900 miljoen euro

Bijna tien jaar na de start geldt het BAW als een succes van interbestuurlijke samenwerking. De gestelde bezuiniging is ruim gehaald. In totaal wordt er jaarlijks 900 miljoen euro bespaard: op de productie van drinkwater, riolering en afvalwaterzuivering 600 miljoen en 300 miljoen op het beheer van dijken, oppervlaktewater en zoetwatervoorziening. Daarnaast werken nu in 44 regio’s gemeenten samen met waterschappen en drinkwaterbedrijven.

Waardoor is de BAW zo’n succes? En hoe bevalt de samenwerking in de regio’s? Overheid van Nu vroeg het aan Ruud van Esch van de Unie van Waterschappen en Peter Groen, waterregisseur van de Waterketen Groningen-Noord-Drenthe. 12 gemeenten van de provincie Groningen en 4 gemeenten uit Noord Drenthe werken samen met de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s en het Waterbedrijf Groningen en Waterleidingmaatschappij Drenthe.

Van Esch en Groen zien een aantal redenen dat de BAW heeft gewerkt:

  • De urgentie om samen te werken werd door iedereen gevoeld.
  • De bestuurlijke en ambtelijke betrokkenheid werd tegelijk georganiseerd. Zowel uitvoerders als ambtenaren als bestuurders werkten samen vanaf het begin.
  • Er was een duidelijk doel en procesaanpak
  • De samenwerking werd van onderop georganiseerd, en de regio’s kregen eigen keuzes zoals hoe de indeling in regio’s eruit zou zien.
  • Er was een ‘stok achter de deur’, in de vorm van een visitatiecommissie die onder leiding van oud-minister Karla Peijs de regio’s bezocht en rapporteerde.
  • Door ambtelijke bijeenkomsten is er een community gevormd van alle betrokken partijen.

Landelijke afspraken werken alleen als je de achterban mee krijgt, zegt Van Esch. "Het BAW is een samenhangend, inspirerend verhaal. Het hielp ook dat het crisis was en dat de urgentie om te besparen bij alle partijen echt werd gevoeld. En een voordeel is ook: er was en is een gedeelde infrastructuur, zoals een netwerk van riolering, waterzuiveringsinstallaties en waterleidingen. Het is belangrijk om rond zoiets concreets een samenwerking te organiseren."

De Groningse waterregisseur Peter Groen van de Waterketen Groningen-Noord-Drenthe erkent de gezamenlijke urgentie. "Ik zie in onze samenwerking professionals die trots zijn op hun werk en graag willen samenwerken om dat nog beter te doen.’’

‘Van onderop’

Die indeling was aan de regio’s zelf om te bepalen, zegt Van Esch. "Vanaf het begin was duidelijk dat dit iets is wat ‘van onderop’ moest gebeuren. Partners moesten met elkaar iets willen. Je ziet dan veel natuurlijke samenwerkingsverbanden van gemeenten, zoals Parkstad Limburg of Drechtsteden, als vanzelf ontstaan rond de waterketen. Maar bijvoorbeeld Arnhem en Nijmegen wilden op dit vlak met elkaar samenwerken. Helaas lukte dat niet. Twee grote gemeenten, dat werkt kennelijk niet.’’ Stadsregio Arnhem-Nijmegen is opgeheven in 2017.

Peter Groen: "We konden een vorm kiezen die goed aansluit bij alle partners. Geen nieuwe organisatie of ingewikkelde structuren. Gewoon professionals die nu een deel van hun tijd structureel besteden aan dingen samen beter doen. Door op projecten in de waterwereld samen te werken, en letterlijk bij elkaar aan tafel te zitten, weten de medewerkers van verschillende gemeenten, waterschappen en waterbedrijven elkaar veel beter te vinden."

Data-uitwisseling

Groen noemt als voorbeeld het voornemen van de gezamenlijke aankoop van een systeem waarmee de neerslag wordt gemonitord. "De gezamenlijke inkoop bespaart geld en we werken straks in de regio allemaal met hetzelfde systeem, wat het toezicht en verzamelen van data veel eenvoudiger maakt."

Een ander voorbeeld is dat ambtenaren uit alle gemeenten en de waterschappen met een groot project bezig zijn (meten en monitoren) om de prestatiegegevens van het riool, gemalen en persleidingen tot de rioolwaterzuivering samen te voegen in één databestand en daarna de gegevens te analyseren . Groen: "Dat is ingewikkeld werk. Door het samen te doen onder leiding van een ervaren projectleider met veel kennis, helpen we elkaar en zorgen we ervoor dat het watersysteem veel beter presteert."

Los van de besparing kent iedereen in de ‘waterketen’ elkaar nu in de regio’s, constateert Ruud van Esch tevreden. "Vroeger kon het zijn dat ambtenaren van buurtgemeenten die exact hetzelfde werk deden op het gebied van waterbeheer, elkaar niet kenden. Dat bestaat nu niet meer.’’

In Groningen en Noord-Drenthe bevalt de samenwerking zo goed dat deze tot 2025 wordt verlengd. "Elke vijf jaar kijken we opnieuw of het nog bevalt", zegt Peter Groen. "We willen niet samenwerken om het samenwerken. Maar voorlopig zie ik nog genoeg onderwerpen waarop we elkaar kunnen versterken, zoals uitwisseling en standaardiseren van data."