REOS helpt Nederland internationaal aan de top te blijven

Nederland hoort economisch en op het gebied van innovatie tot de wereldtop, en voor een groot deel komt dat op het conto van de Noordelijke en Zuidelijke Randstad en de regio Eindhoven. Maar om die ‘Randstad +’ – en daarmee Nederland – ook in de toekomst aan de top te houden, moet er op allerlei gebieden internationaal flink worden geconcurreerd met megasteden als Parijs, Londen en Berlijn, en stedelijke agglomeraties als het Ruhrgebied en de ‘Vlaamse Ruit’. Landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden en economic boards werken daarom sinds enkele jaren samen om onze ‘polycentrische metropool’ bovenaan de ladder te houden, in de vorm van de Ruimtelijke en Economische Samenwerking (REOS).

Peter Steijn
Peter Steijn

Een ander soort metropool

In 2017 kwam de REOS met een uitvoeringsprogramma, waarin actielijnen werden uitgezet die het internationale profiel van Nederland sterker moeten maken en houden. De samenwerking streeft naar een concurrerend portfolio van toplocaties voor onderzoek en bedrijvigheid, versnelde ontwikkeling van binnenstedelijke transformatiegebieden, het aantrekken van toptalent, verduurzaming van productielandschappen, versterkte connectiviteit vanuit economisch perspectief en een optimale digitale infrastructuur. Een flinke ambitie, waarbij samenwerking cruciaal is, zegt Peter Steijn, directeur Gezond Stedelijk Wonen in Utrecht en lid van het directeurenoverleg van REOS. ‘Want we hebben met die verschillende kernen hier een heel ander soort metropool dan die enorme stedelijke clusters bij de buren.’

Meer dan de som der delen

‘Je kunt je internationale economische en innovatieve positie alleen versterken als je samenwerkt en je bent kansrijker als je dingen samen doet’, zegt Steijn. ‘Maar dat is wel een lastige oefening. Je hebt toch te maken met veel eigen wereldjes. Daarom moet duidelijk zijn wat die samen méér zijn dan de simpele optelsom. We moeten het geheel sterker maken dan de som der delen, maar wat vraagt dat van die delen? We zijn inmiddels een paar jaar bezig en hebben mooie dingen bereikt, maar we zijn er nog niet. Het is bovendien een permanente oefening, omdat je ook te maken hebt wisselingen in besturen. In 2018 hadden we bijvoorbeeld belangrijke veranderingen door de gemeenteraadsverkiezingen. Daardoor vertrokken er REOS-ambassadeurs en kregen we te maken met nieuwe bestuurders die in het begin natuurlijk primair gericht waren op de eigen gemeente en omgeving.’

Een best rondritje

Het is van belang dat ook die nieuwe bestuurders doordrongen raken van de voordelen van brede samenwerking, aldus Steijn. ‘Want er moet niet alleen ambtelijk worden samengewerkt, maar ook bestuurlijk. Dus moeten we vragen stellen: wat weten we van elkaar? Hoe vinden we elkaar? Hoe kunnen we gezamenlijke processen versterken? Dat is geen kleine opgave, met vijf campussen, vijf businessparken, vijf transformatiegebieden, enzovoort. Het is een best rondritje als je dat allemaal wilt leren kennen. Daarnaast moeten we overheden en andere samenwerkingen bovendien niet voor de voeten lopen. Wij moeten bijvoorbeeld wel werken met de NOVI, maar geen eigen NOVI willen maken. Agenderen en adresseren wat er nodig is om het internationale profiel van Nederland sterker te maken, dat is onze taak. En soms is dat een processie van Echternach: drie stappen vooruit en twee terug.’

Samen groot genoeg

‘Met de actielijnen uit het uitvoeringsprogramma zijn we nu wel op het punt dat we betekenisvolle stappen kunnen gaan zetten. De gezamenlijke agenda kunnen gaan versterken, in plaats van allemaal een eigen agenda te maken. Want als het op één van die actielijnen ergens gaat knellen, dan is het vaak net te laat. We hebben met de gebieden in het REOS een divers, maar breed palet. Daar moeten we slimme dingen mee gaan doen en meer zijn dan een praatcircuit. Productief zijn en niet competitief. Loskomen van de dagelijkse politieke werkelijkheid en de ideologische inkleuring daarvan. Ik vind het Prinses Máxima Medisch Centrum hier in Utrecht een mooi voorbeeld van het soort samenwerking dat ik voor ogen heb. Dat is gespecialiseerd in kinderoncologie en is een samenwerking van alle universitaire medische centra die in de kinderoncologie actief zijn. Dus met zijn allen sterk, op één plek. Die vorm, daar moeten we naar toe: afzonderlijk te klein, maar samen groot genoeg om te excelleren.’

Viaduct en hoge gebouwen
In het Haagse Central Innovation District, een van de vijf stedelijke transformatiegebieden waar REOS zich op richt.

Aansprekende doorbraken

Steijn ziet het moment naderen dat REOS aansprekende doorbraken gaat opleveren. En die zijn volgens hem ook nodig. ‘Ik had graag gewild dat we al een rol hadden gespeeld in de verhuizing van het European Medicines Agency (EMA) van Londen naar Amsterdam, maar daar waren we helaas nog niet ver genoeg voor. Voor Nederland is het natuurlijk geweldig dat Amsterdam is verkozen, maar dit is nou typisch iets dat verder gaat dan Amsterdam alleen. De Engelsen die met dat EMA meekomen, gaan namelijk echt niet allemaal alleen in Amsterdam wonen. Dat zijn hoogopgeleide kenniswerkers. Die wonen graag in een omgeving met een hoog welvaartsniveau, een internationale oriëntatie en een goed cultureel klimaat. Daar hadden we als REOS echt kunnen laten zien wat we gezámenlijk te bieden hebben.’

Meetellen, maar wel Nederland blijven

Ik weet nog niet waar die doorbraken nu wel gaan komen. Daarvoor moeten we met die actielijnen nog net iets verder zijn. Maar het is onvermijdelijk dat we het beter gaan doen dan we het tot nog toe deden. Dat we concrete resultaten gaan laten zien. Uiteindelijk zullen niet alleen de REOS-deelnemers daar internationaal gezien van profiteren, maar ook andere regio’s. Want ook buiten het REOS-gebied zijn er groeimotoren, zoals Nijmegen, Zwolle en de Brabantse steden buiten Eindhoven. Verder kijken dan REOS alleen is bovendien nodig omdat we in de komende twintig tot dertig jaar serieus het punt naderen waarop verdere groei op sommige plaatsen onmogelijk zal worden. Dat een stad of gebied vol zit, aan het einde van zijn laadvermogen is. Dan moeten er andere keuzes worden gemaakt. Want we willen internationaal blijven meetellen, maar wel op een manier waarbij Nederland Nederland blijft.’