Kunst en politiek in de jaren 10 en 20: futurisme en de opkomst van de totalitaire staat

Italië, net na 1900. Een periode die onvergetelijk vastgelegd is in Bernardo Bertolluci’s film Novecento. Waarin een groot deel van de samenleving wel ‘klaar’ is met die saaie, gezapige negentiende eeuw, waarin stands- en klassenverschillen voor altijd vast leken te liggen. Weg met dat burgerlijke! Ruim baan voor de moderniteit! Dat vond zeker ook de dichter Fillippo Tomasso Marinetti. Hij publiceert in 1909 het Futuristisch manifest: ‘Wij willen de liefde voor het gevaar bezingen, de vertrouwdheid met energie en roekeloosheid’. Kern van het futurisme: 'vivere pericolosamente'. Wat zegt deze kunststroming over de toenmalige politiek-bestuurlijke verhoudingen? Spoiler: Marinetti raakt in 1915 bevriend met Benito Mussolini. 

Foto van verschillende futuristen
Beeld: ©Flickr
Italiaanse futuristen in Parijs – v.l.n.r. Russolo, Carra, Marinetti, Boccioni en Severini.

Aan het einde van de 19de eeuw ‘rommelt’ het niet alleen in Italië. In Duitsland timmert Max Liebermann aan de weg. Berlijn is een hotspot van vernieuwing. Ook in het altijd zo gezapige Wenen is er alle ruimte voor verandering. Kunstenaars als Gustav Klimt, Egon Schiele, maar ook architecten als Otto Wagner, Josef Hoffmann en Adolf Loos, pleiten voor nieuwe ideeën, nieuwe vormen. Verenigd in de Wiener Sezession (1897), laten deze kunstenaars met het Looshaus zien hoe die nieuwe, moderne vorm eruitziet: strak, zoveel mogelijk ontdaan van al te veel ornamenten.

‘Een kunstwerk dat geen agressief karakter heeft, kan nooit een meesterwerk zijn’

In Italië gaan ‘ze’ een stap verder. Of liever: een aantal stappen. Mede geïnspireerd door Nietzsche’s 'gefährliches Leben', is er bewondering voor krachtdadigheid. Voor mannelijkheid. Voor gevaar. Voor kracht. Voor oorlog. Weg met de ingeslapen burgermaatschappij! 

De kern van het futurisme? Dat is het moderne leven in al zijn facetten. Leven in de grote stad met z’n wolkenkrabbers. Nieuwe technologieën omarmen, zoals de motorfiets, grote fabrieken, snelle auto’s en treinen. Alles draait om ritme, heftige beweging, dynamiek. En dat heeft consequenties voor de kunst. ‘Er bestaat nog slechts schoonheid in de strijd. Een kunstwerk dat geen agressief karakter heeft, kan nooit een meesterwerk zijn’, stelt Marinetti. 

In het Futuristisch manifest gaat Marinetti los: ‘Wij willen de oorlog verheerlijken — enige hygiëne van de wereld —, militarisme, patriottisme, de verwoestende daden der anarchisten, de mooie ideeën waarvoor men sterft.’ En: ‘Wij willen de musea vernietigen, de bibliotheken, academies van elk soort, en strijden tegen moralisme, feminisme en tegen ieder soort opportunistische of vulgaire lafheid.’

Futurisme in verf

Het inspireert een groot aantal Italiaanse kunstenaars. Op 11 februari 1910 wordt in Parijs het Manifest van de Futuristische Schilderskunst ten doop gehouden. Umberto Boccioni, Carlo Carrà, Gino Severini, Luigi Russolo en Giacomo Balla vormen de afzenders. 

Het futurisme ‘in een schilderij’ vangen, is natuurlijk lastig. Maar Carlo Carra komt met De begrafenis van de anarchist Galli  - zie de afbeelding hieronder - een heel eind.  Het toont hoe een menigte, tijdens een staking in 1904, het lichaam van Angelo Galli in een rode kist door de stad draagt, als aanklacht tegen het politiegeweld. De schilder Carra, die dan nog anarchistische sympathieën koestert, is erbij. Het maakt grote indruk.

Schilderij: De begrafenis van de anarchist Galli
Beeld: ©Flickr
Carlo Carra, De begrafenis van de anarchist Galli

De kist is dan ook in het centrum van het doek te zien: als een rood vlak. Daaromheen wilde bewegingen en boze menigten, met welhaast abstracte streken geschilderd. 

Dergelijke composities kenmerken het futurisme. De onrustige energie van de moderniteit kan het beste in relatief abstracte composities worden uitgedrukt. Zoals Boccioni stelt: je eigen waarneming bestaat nooit uit een stilstaand beeld. Onze omgeving is altijd in beweging. Dus het kan niet anders dan dat de kunstenaar daaraan rechtdoet. 

Futurisme en politiek

In weinig kunstbewegingen is de lijn van kunstenaar naar politicus zo helder te trekken als in het futurisme: Marinetti raakt in 1915 bevriend met Benito Mussolini. Het zijn verwante zielen. Voor beiden zijn oorlog en geweld uitingen van kracht. Van morele kwaliteit. Oorlog zuivert. Het is een 'hygiënische' uiting om het verleden daadwerkelijk achter ‘ons’ te laten. 

‘Grijp je houwelen, bijlen en hamers, en maak zonder mededogen de aanbeden steden met de grond gelijk’

Het Futuristisch manifest roept: ‘Steek de bibliotheken in brand! [...] Verleg de loop der kanalen om de musea onder te laten lopen! [...] Grijp je houwelen, bijlen en hamers en maak zonder mededogen de aanbeden steden met de grond gelijk!’ 

In diezelfde toonsoort zal Benito Mussolini tien jaar later, nét na de Eerste Wereldoorlog, menigten toespreken. Maar zover is het nog niet. Eerst zal die oorlog gevochten moeten worden. Dan nog met het idee van een ‘frischer, fröhlicher Krieg’, die nog voor de Kerst beslecht zou zijn. 

Een groot aantal Italiaanse kunstenaars werkt actief mee aan demonstraties waarin Italië wordt aangespoord om haar plicht te doen: vechten. Dichter en beroepsquerulant Gabriele D’Annunzio rept van de Italiaanse Superuomo, die zijn heldhaftigheid en mannelijkheid in de oorlog kan bewijzen. 

De Eerste Wereldoorlog brengt Italië uiteindelijk weinig goeds. Honderdduizenden doden. Een staat die bankroet is. Maar het is geen reden om te twijfelen aan de eigen kracht. D’Annunzio spreekt van een vittorio mutilata - de eigen Italiaanse versie van de dolkstoot-legende die in Duitsland rond zal gaan. 

‘We zijn met weinigen en we zijn dood. Ze wachten tot ik ga spreken, maar ik heb niets te zeggen’

Van de regen in de drup

Het is diezelfde oorlog, die Italië uiteindelijk het fascisme zal brengen. Op 23 maart 1919, nog geen half jaar na het beëindigen van de vijandelijkheden, start het Italië van Mussolini. Eerst klein. Met weinigen: ‘Wij kijken uit op de Piazza San Sepolcro. Krap honderd mensen. Allemaal mannen die niet meetellen. We zijn met weinigen en we zijn dood. Ze wachten tot ik ga spreken, maar ik heb niets te zeggen. Het toneel is leeg, overstroomd door elf miljoen lijken [...].’

Zo begint De zoon van de eeuw, de weergaloze roman van Antonio Scurati over Benito Mussolini. Het is het begin van een mars naar de macht. Die van Italië uiteindelijk een totalitaire staat zal maken. 

Wat Mussolini en de zijnen bindt, zijn de eigenschappen die de futuristen al eerder bezongen: masculiniteit, macht, moderniteit, motoren. Wat Mussolini daaraan toevoegt, is dat het fascisme de democratie verwerpt en inzet op maatschappelijke onrust en oproer. Geweld, dat is wat nodig is. En waar – in zijn ogen – Italië ontvankelijk voor is. 

Feitelijk brengt Mussolini in de praktijk wat de futuristen bezongen: ‘Er zit schoonheid in strijd’. Die strijd, daar zorgt Mussolini al snel voor: op 15 april 1919 vallen fascisten de redactie van de socialistische krant Avanti binnen. Er vallen vier doden. In de jaren daarna zal het systematische geweld van de fascisten een kleine duizend redacties, coöperaties en culturele verenigingen verwoesten. In 1922 is er de Mars op Rome, het begin van de heerschappij van Mussolini. 

Meer weten? 

Het futurisme lijkt – opeens - opmerkelijk in de belangstelling te staan. Zowel het Kröller-Muller Museum als het Twentse Museum heeft tentoonstellingen in voorbereiding. 

Lezen:  Adamson, The History of Futurism: The Precursors, Protagonists, and Legacies (English Edition) is een fraaie studie over het futurisme. 

Het eerste Futuristisch manifest is hier te vinden.