De Dans van de Verbinding
Het essay De Dans van de Verbinding is al even geleden verschenen. Maar het verdient alle aandacht. Zeker in een tijd waarin verbinding en elkaar willen en durven begrijpen misschien wel belangrijker is dan ooit. In haar mooi geschreven essay kijkt Rabiaa Bouhalhoul terug op haar 25-jarige carrière als ambtenaar. Waarin ze zo’n beetje alle lagen van de overheid heeft leren kennen. Een essay met een mix van autobiografische verhalen, professionele lessen én inzichten over de rol van de ambtenaar in onze huidige samenleving.

Een reis in drie stappen
‘Mijn 25 jaren als ambtenaar waren een rijke, leerzame reis. Van de Rotterdamse straten tot de torens in Den Haag vol verrassingen, uitdagingen en hobbels. Een reis die mijn kijk op het ambtenaarschap voorgoed vormde.’
Daarmee begint het essay. En is de toon gezet. Straten, toren, uitdagingen en hobbels. Woorden, die de kern van het essay raak weergeven. Ga maar na: Rabiaa Bouhalhoul groeit op in Marokko. Als 11-jarige verhuist ze naar Nederland. Zoals ze zelf zegt: ‘In april 1977 begon mijn leven in Nederland. [...] Mijn opa had het liever anders gezien, maar mijn vader dacht dat verhuizen beter voor ons was. We gingen wonen in Maassluis. Dat was zó anders dan het Marokko dat ik kende. Er was veel groen en veel water. En alles was plat.’
Haar ervaringen als migrant vormen haar kijk op identiteit, maatschappelijke verschillen en -vooral ook- op dat complexe thema verbinding. Om in een nieuw land een bestaan op te bouwen, dat vergt moed. Zeker voor een kind van elf jaar oud: ‘Moed die hard nodig was in een periode waarin ik moest leren om mijn dromen opnieuw vorm te geven, te navigeren door de uitdagingen van het leven als migrant en uiteindelijk een nieuw thuis te creëren.’
‘De realiteit van buiten: de kleurrijke stad. Rotterdam-Noord, eenvoudige huizen en levens in de schaduw van drugsproblematiek.’
Rotterdam: leren verbinden tussen straat en stadhuis
In 1988 begon Rabia haar werkzaam leven. Ze startte haar loopbaan in Rotterdam. En wel bij de Stichting Buitenlandse Werknemers. Daar werkte ze als consulent voor emancipatie en onderwijs, gericht op het emancipatie- en integratiebeleid.
Als ambtenaar zet ze zich in eerste instantie in voor Nederlands-Marokkaanse gezinnen, vooral voor jongeren: ‘De realiteit van buiten: de kleurrijke stad. Mijn avontuur begon in het Rotterdam-Noord, een wijk met eenvoudige huizen en levens in de schaduw van drugsproblematiek. Een onzichtbare last leek op de schouders van de jongeren te drukken. Bepakt met een plattegrond, een notitieboek en tal van vragen stapte ik de wereld van Marokkaanse gezinnen binnen.’ Ze treft -vooral- jongens aan, die zich niet gezien voelden en verloren leken. Gezinnen met drugsproblematiek. Werkloosheid. Weerstand. Ook in de Marokkaanse gemeenschap, zoals ze eerlijk opschrijft.
Langzaamaan ontwikkelt Bouhalhoul zich als bruggenbouwer tussen gemeenschappen en het bestuur. Ze kiest daarbij bewust voor wat ze ‘van buiten naar binnen-aanpak’ noemt. Beleid begint in haar ogen bij de alledaagse werkelijkheid van mensen. Bij hun zorgen, verlangens en uitdagingen. En dus organiseert ze dialogen, allerhande bijeenkomsten en weet die bovendien te koppelen aan relevante beleidstrajecten. Haar focus? Altijd denken in termen van inclusie, van samenwerking en werken op basis van vertrouwen.
‘De samenwerking met verschillende gemeenschappen was vaak ver te zoeken. De kloof tussen overheid en samenleving werd steeds zichtbaarder.’
Naar het nationale niveau bij Sociale Zaken
Na 15 jaar werken bij de gemeente, merkt Bouhalhoul dat ze wat vastliep. In haar eigen woorden: ‘Aan het einde van 2013 zat ik weer wat vaker in mijn kantoortje en voelde ik me in de greep van de organisatie. Het leek alsof de directe verbinding met de leefwereld van burgers me ontglipte, wat me frustreerde. [...] Ik wilde weer feeling krijgen met de praktijk, met mensen.’ Na wat nadenken, stapt ze over naar het ministerie van Sociale Zaken. Daar gaat ze werken bij de net opgerichte Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS). Ze komt terecht in een organisatie waar volop gepionierd werd: ‘we moesten alles zelf uitzoeken.’
En tegelijkertijd lopen de maatschappelijke spanningen op. Die ‘vroegen om snelle actie.’ Grote thema’s als ‘angst voor radicalisering’ maar ook discriminatie zorgde ervoor dat open communicatie tussen mensen onderling én met instanties moeizaam verliep. ‘De samenwerking met verschillende gemeenschappen was vaak ver te zoeken, en de kloof tussen overheid en samenleving werd steeds zichtbaarder. Onze centrale vraag bleef: hoe krijgen we de onrust in de samenleving onder controle?’ Waarbij ESS er steevast voor pleitte om vooral ook het maatschappelijke perspectief op de beleidsagenda’s te blijven zetten.
En dus richt Bouhalhoul zich -eigenlijk net als in Rotterdam- op het ophalen van al die signalen uit de samenleving. Blijft ze onverdroten bouwen aan van de opbouw van vertrouwen met gemeenschappen. En ziet ze het als haar belangrijkste taak om al die signalen en verhalen om te werken naar effectief beleid. Daarbij gaat het niet om kleine thema’s. Ze is betrokken bij thema’s zoals radicalisering, maatschappelijke spanningen en polarisatie. Waar ze wanhoop, wantrouwen en onbegrip, maar ook hoop en kracht tegenkomt. Een moeder die vertelt dat haar zoon ‘zich vaak niet geaccepteerd’ voelt. Haar stem doordrenkt met emotie. ‘Hij is Marokkaans, maar ook Nederlander. Hoe kan dat samenvallen?’
‘Het streven naar maatschappelijk evenwicht is een gezamenlijke inspanning’
Alleen door te luisteren en daadwerkelijk samen te werken kom je verder
Bouhalhoul stelt vast dat in de huidige samenleving een sterke behoefte is aan een empathische en responsieve overheid die verhalen centraal stelt. In haar eigen woorden: ‘Sociale stabiliteit [is] een dynamisch proces dat voortdurend aandacht en onderhoud vereist. Het streven naar maatschappelijk evenwicht is een gezamenlijke inspanning waarbij iedereen betrokken is: van burgers en gemeenschappen tot organisaties en (lokale) overheden. Ieder speelt een cruciale rol in deze zoektocht.’
Rabiaa Bouhalhoul eindigt met een relevante oproep. Ze geeft aan dat ze geleerd heeft dat ambtenaren een werkelijk cruciale rol spelen in (het behoud en kwaliteit van) onze democratie. Ze roept op tot voortdurende reflectie, moed om te verbinden en een open houding tegenover de samenleving.