Column van Dewi: Wat gebeurt er na 3?

‘Een, twee, drie! …’ Het is zomer 1996. Ik zit op de blauwe skelter naast mijn beste vriendje van de basisschool, Jean-Luc. We scheuren door het bos, de warme zomerbries vliegt langs ons heen over het smalle paadje. Ik houd me stevig vast, want het gaat hard. Jean-Luc telt weer eens tot drie, maar er gebeurt niks. Nou ja, we gaan alleen maar harder.

Dewi Brinkhuis
Beeld: ©Eigen beheer
Dewi Brinkhuis is programmasecretaris en dealmaker bij Programma Agenda Stad van het Ministerie van BZK.

Die zomer, vlak voordat we naar de middelbare school gaan, zien we elkaar iedere dag. Struinend door het bos op zoek naar avontuur op de Sallandse Heuvelrug, met elkaar mee op familiebezoek, samen zwemmend in buitenbad Het Ravijn. De vakantie lijkt eindeloos, maar toch vliegt de tijd voorbij. De zomer loopt langzaam ten einde.

En toch, dat tot drie tellen... Het voelt als een moment waarop iets moet gebeuren, een grens die bijna is bereikt. Maar eigenlijk is het vooral dat wachten en die spanning die telt.

Als Jean-Luc voor de zoveelste keer tot drie telt, vraag ik hem waarom hij dat doet. Hij zegt dat hij moed verzamelt. Het kwartje valt, maar echt beseffen doe ik het nog niet helemaal.

Hij is verliefd en wil me verkering vragen. Ik zeg ‘nee’; ik voel niet voor hem wat hij voor mij voelt. Het lijkt ons niet te deren, want in onze onbevangenheid zitten we een uurtje later gewoon te smullen van een bolletje ijs in de open jeep van zijn moeder.

Fast forward naar nu, dertig jaar later. Nu, als moeder van twee jonge dochters, komt dat ‘tot drie tellen’ ook van pas. Ik probeer de signalen van mijn kinderen te lezen, mee te bewegen en me te verdiepen in hun belevingswereld. Maar soms moet er gewoon iets écht gebeuren. Dan moet er opgeruimd worden en het liefst niet enkel door ondergetekende. Dan is ‘ik tel tot drie!’ een effectieve manier om over te brengen dat het nu menens is.

Al hebben de decimalen, zeker na de 2 (‘2.5, 2.6, 2.7…’) de afgelopen jaren ook hun intrede gedaan. Ik ben geen monster. Zo krijgen ze iets meer ruimte en verwerkingstijd. Maar de onvermijdelijke drie komt.

'Grenzen stellen, verwachtingen managen, duidelijkheid scheppen? Tot drie tellen helpt'

En dat tellen tot drie, die grens stellen, die verwachtingen scheppen, dat neem ik ook mee in mijn werk voor de overheid. Dit jaar ben ik tien jaar ambtenaar. Ooit begonnen als trainee bij de gemeente Amsterdam en via Ombudsman Metropool Amsterdam beland bij de rijksoverheid. En weet je? Er is veel veranderd, maar ook verrassend veel niet.

Binnen de overheid heeft dat ‘tot drie tellen’ ook een belangrijke rol. Zo heb ik in die tien jaar geleerd en ervaren dat je in een programma, een project of een verkenning, niet eindeloos hoeft door te gaan ‘omdat het zo hoort’. Omdat je al zoveel hebt geïnvesteerd.

Het helpt om grenzen te stellen, verwachtingen te managen en duidelijkheid te scheppen: dit gaat er gebeuren, dit niet. Als de energie er niet is, is het oké om ermee mee te stoppen. Het besluit zélf, dat is ook een succes. Het lijkt zo simpel, een open deur. Het vraagt lef om af te wijken, om toe te geven dat iets niet werkt en om over te schakelen naar iets anders. Niet alleen als beleidsambtenaar, maar ook als mens.

Dus ja, tot drie tellen heeft een functie: je stelt een grens, je schept verwachtingen, maar je beschermt ook jezelf. Of je ‘m nu gebruikt om moed te vinden, iets af te dwingen, door te pakken of los te laten en opnieuw te beginnen.

En die drie? Die komt. Altijd.

Dewi Brinkhuis