Column van Julian: Morgen ga ik écht hardlopen
Is het steeds maar weer maken van nieuwe beleidsvoornemens, toekomstvisies en strategieën niet juist een excuus om níet in actie te komen? ‘Zolang we denken, hoeven we nog niet te doen’, merkt Julian van Hattem, beleidsmedewerker bij BZK, op.

Ik zit op de bank en scroll op mijn telefoon, op zoek naar een geschikte hardlooproute. Waar zal ik morgen gaan rennen? Hoe laat? Hoe ver? Ik maak een keuze: morgen om 19:30, een rondje van 10km in het Haagse Bos.
Die keuze voelt op dat moment best goed. Maar als het de volgende dag bijna 19:30 is, voel ik moeheid. Ik heb een lange werkdag achter de rug, moet ook nog koken, en besluit: vandaag toch maar niet. Morgen weer een dag. En zo eindig ik die avond weer op de bank.
Ik herken dat patroon ook binnen de overheid. Ook daar maken we graag plannen voor morgen, vanaf de spreekwoordelijke bank. Plannen om, net als ik, ‘morgen te gaan hardlopen’.
‘Meer kennis leidt vaak niet tot betere actie; sterker nog, vaak roept het vooral nieuwe vragen op’
In de praktijk betekent dat: we maken beleidsvoornemens, toekomstvisies en strategieën waarin we vooral beschrijven dát we binnenkort in beweging gaan komen, en wat dat in de toekomst op moet gaan leveren. We steken daarvoor veel tijd, geld en energie in het verzamelen van kennis over maatschappelijke vraagstukken. De (vaak impliciete) overtuiging is: hoe beter we het probleem begrijpen en hoe duidelijker ons toekomstbeeld is, hoe beter we het vraagstuk straks kunnen aanpakken.
En soms klopt dat ook. Goede kennis kan echt helpen. Maar wat mij fascineert, is dat meer kennis vaak niet leidt tot betere actie. Sterker nog, vaak roept het vooral nieuwe vragen op, wat weer nieuw denkwerk vraagt. En zolang we denken, hoeven we nog niet te doen. Op die manier schuiven we moeilijke keuzes vooruit, naar een toekomstig moment dat steeds net buiten bereik blijft.
Dat patroon levert ons vooral psychologisch iets op: het geeft ons het gevoel dat we goed bezig zijn, zonder dat we de pijn van moeilijke keuzes hoeven te voelen. Net als ik die op de bank bedenk dat ik morgen écht ga hardlopen, en me daar alvast een beetje goed over voel.
‘Steeds maar weer nieuw denkwerk geeft ons het gevoel dat we goed bezig zijn, zonder dat we de pijn van moeilijke keuzes hoeven te voelen’
Begrijp me niet verkeerd: vooruitdenken en kennis opdoen zijn waardevol. Maar alleen zolang denken en doen elkaar versterken. Het wordt problematisch als ‘nadenken over’ een manier wordt om het ongemak van die moeilijke keuzes te vermijden en deze vooruit te schuiven.
Daarom is mijn pleidooi: trek maatschappelijke vraagstukken het hier en nu in. Breng denken en doen weer in balans. Stel jezelf als ambtenaar de vraag: gebruik ik het verzamelen van kennis - misschien wel onbewust - als manier om ongemak te vermijden?
En belangrijker nog: wat kunnen we nú al doen om beweging te brengen, ook al weten we nog niet alles?
Zo komen we als overheid van de bank af. En dan beloof ik: morgen ga ik écht hardlopen.