Basma Djemni: ‘Laten we niet bang zijn voor emotie of ongemak, maar die juist opzoeken’
Burgerparticipatie is in zwang. Maar de overheid durft haar vingers maar zelden te branden aan de ervaringen van unusual suspects, ziet Basma Djemni, strategisch adviseur participatie bij de provincie Flevoland. Nog te vaak baseert de systeemwereld – lees overheid – zich op de leefwereld van de witte, hoogopgeleide Nederlander. Recent studeerde Djemni toegepaste filosofie en verdiepte zich in de rol van verhalen in burgerberaden. ‘In participatieprocessen kunnen we ook universele vertelvormen zoals theater, muziek en poëzie gebruiken – daarmee krijg je inclusievere participatieprocessen.’

Voor een strategisch adviseur participatie ligt een beleidsmatige tunnelvisie op de loer, erkent Djemni. Juist daarom is het extra belangrijk om je actief te buigen over de – toch wel filosofische – vraag wat participatie eigenlijk betekent, vertelt ze. ‘Natuurlijk werk ik aan de instrumentele kant – denk aan participatieverordeningen of het uitdaagrecht – maar ik wil vooral terug naar de kern: wat betekent het als we écht willen dat mensen meedoen? Wat vraagt dat van ons als organisatie, als mens?’
Is jouw ervaring dat men dat binnen de overheid soms niet écht wil?
‘Goed, ik denk niet dat er sprake is van onwil, maar eerder van een soort blinde vlek. Een gebrek aan begrip van bepaalde groepen in de samenleving. Ik ben opgegroeid in Amsterdam-Noord, in een gezin met één zwarte en één witte ouder, letterlijk tussen verschillende werelden in. In alles wat ik doe, denk ik: hoe zouden mijn ouders hierop reageren? Of de vrienden uit mijn jeugd? Ik ben zelf steeds hoger opgeleid geraakt, maar ik zie hoe groot de kloof is tussen de leefwereld van mensen en de systeemwereld van de overheid. Die kloof wil ik helpen overbruggen.’
Was dat de reden om je praktijkkennis te willen verrijken met een studie toegepaste filosofie?
‘Dat was eigenlijk geen bewuste keuze. Ik begon met één module, gewoon uit interesse, en voor ik het wist had ik mijn propedeuse. Ik vond het heerlijk om met denkers bezig te zijn, maar ik wilde het ook altijd praktisch maken. Tijdens mijn studie liep ik stage bij Stichting Nieuwe Helden, waar ik meewerkte aan een theatraal project over burgerberaden. Daar ontdekte ik hoe krachtig verhalen kunnen zijn in participatieprocessen.
Verhalen zorgen voor verbinding. In panels of burgerberaden zie je dat mensen elkaar leren kennen, elkaars perspectieven horen en daardoor empathie ontwikkelen. Dat noem ik procesgeluk: het gevoel dat je samen ergens aan werkt, ondanks verschillen. Verhalen maken beleid menselijk. Zoals de filosoof Martha Nussbaum, naar wie ik veel heb verwezen in mijn thesis, zegt: het verhaal helpt beleidsmakers zich beter in te leven in de mensen voor wie ze beleid maken.’
‘Juist mensen die normaal niet gehoord worden, kunnen het debat verrijken en burgerparticipatie betekenisvoller maken’
Ook in mensen die minder op henzelf lijken?
‘Zeker. Die meerstemmigheid is een enorm belangrijk fundament waarop we beleid moeten baseren. Het moet vanzelfsprekend zijn dat we niet alleen de gebruikelijke stemmen horen, maar ook ruimte maken voor minderheden en andere perspectieven. Hierbij ben ik enorm geïnspireerd door hoogleraar diversiteit Halleh Ghorashi.
Democratie is niet alleen een kwestie van consensus, het gaat juist ook om verschillen onderzoeken en spanning. Zoals filosoof Mouffe zegt: “Een sterke democratie verdraagt frictie.” We moeten dus niet bang zijn voor emotie of ongemak maar het juist durven opzoeken. Juist mensen die normaal niet gehoord worden, kunnen het debat verrijken en burgerparticipatie betekenisvoller maken.’
Momenteel slaagt de overheid er niet in om die stemmen te bereiken. Hoe zit dat?
‘Het klinkt cliché, maar we leven allemaal in onze sociale bubbels. Ambtenaren zijn vaak hoogopgeleid, komen uit een bepaalde hoek, en raken de leefwereld van anderen nauwelijks. Je kunt, zoals Tim ‘Sjongers een keer treffend zei, van het station naar je kantoor fietsen langs allerlei opvanglocaties, zonder ooit echt contact te maken. Dat contact wél maken vraagt dus een actieve inspanning. Je moet bewust op zoek naar die andere perspectieven, ook als dat schuurt.’
‘Wacht niet tot zij naar jouw burgerberaad komen, maar ga zelf de wijk in’
‘Dat is best ingewikkeld. Ik probeer collega’s wel aan te zetten hierover na te denken door intern betekenisgesprekken te organiseren. Daar bekijken we het fenomeen participatie met elkaar en beantwoorden we de vraag wat het betekent om “gehoord” te worden. Hoe dan ook moet je erop uit. Wacht niet tot zij naar jouw burgerberaad komen, maar ga zelf de wijk in. Ga naar een jongerencentrum, een theater, een spoken word-avond. En stel daar geen beleidsmatige vragen, maar vraag: waar droom jij van? Wat heb jij nodig?
Dat betekent wel dat je naast expert ook mens moet zijn. Natuurlijk hebben we dossierkennis nodig, maar je moet ook de durf hebben om mensen die je normaal niet zo snel zou spreken, naar hun ervaringen en ideeën te vragen op jouw beleidsonderwerp. Het opzoeken van die frictie kan leiden tot meer waarachtigheid en een sterkere democratie.’
Kunst en cultuur is daarin als belangrijk vehikel?
‘Het is een ingang. Muziek, theater, poëzie – dat zijn universele talen die mensen op een ander niveau raken en verbinden. Bovendien is het een minder cognitieve manier van verhalen vertellen dan geeltjes plakken in een zaaltje met een systeemplafond. Inclusiever, wil ik maar zeggen. Hoe we dat soort verhaalvormen een plek kunnen geven in participatieprocessen, is in mijn beleving een heel belangrijke vraag in de zoektocht naar meerstemmigheid.
‘De overheid moet de cultuur en sociale veiligheid creëren waarin mensen zich durven uitspreken tegen de norm’
Zodat ieders perspectief gehoord wordt?
‘We moeten dringend op zoek naar vormen waarin we iedere burger – ook de unsusual suspects – een plekje aan tafel geven, en vooral ook, waarin die burger wíl vertellen. Ik zat gisteren op een bijeenkomst naast een dame uit Irak. Zij vertelde me dat haar familielid ook was uitgenodigd voor het burgerberaad en heel resoluut had geweigerd. “Dit is niets voor mij”, was de gedachte. Als mensen zich niet gehoord voelen, haken ze af.
Die sociale veiligheid, waardoor mensen zich durven uitspreken of de norm bevragen, ook als dat spannend is, die cultuur moet de overheid creëren. Zoals Foucault zei: “Het uitspreken zelf is een daad van moed.” Dat moeten we koesteren.’
Wat hoop je dat er over tien jaar veranderd is?
‘Dat we echte meerstemmigheid hebben bereikt. Dat we ons bij elk vraagstuk afvragen: moet ik dit alleen oplossen, of ga ik naar buiten? Dat we niet alleen vergaderen op kantoor, maar voortdurend in gesprek zijn met de samenleving. En dat we participatie niet als vinkje zien, maar als iets wat in ons wezen zit. Niet als een instrument, maar als een houding die je als ambtenaar hebt aan te nemen.
In participatieprocessen zie je vaak dat mensen na afloop zeggen: wat bijzonder dat ik dit heb meegemaakt. Dat is het procesgeluk van echte ontmoeting. Ik hoop dat dat geluk leidt tot meer vertrouwen, verbondenheid en beter beleid – dat zo bovendien veel leuker is om te maken.’