Pilots logeerzorg: hoe leer je écht van de praktijk?

Een spannend experiment, waarbij het ministerie van VWS en tien gemeenten veel leren van de praktijk. In april 2019 startten ze gezamenlijk de pilots “logeerzorg”.  Bij “logeerzorg” verblijven ouderen die intensieve mantelzorg krijgen, tijdelijk ergens anders. Om de mantelzorger te ontlasten. Werkt dat? En hoe verloopt de samenwerking tussen het ministerie en de gemeenten, die de pilots daadwerkelijk moeten uitvoeren? Dat vroegen we aan Nils ter Braake, de coördinator vanuit VWS, en Annemieke van Veen, projectleider van een van de pilots, op de dag dat de coördinatoren van alle pilots samenkwamen om ervaringen uit te wisselen.

Nils ter Braake op bezoek bij Hofje Wendakker, een van de pilotlocaties logeerzorg
Nils ter Braake op bezoek bij Hofje Wendakker, een van de pilotlocaties logeerzorg

In 1 minuut:

  • Vanuit het programma Langer Thuis, heeft het ministerie van VWS 1 miljoen uitgetrokken voor de pilots logeerzorg. Daarmee onderzoeken tien gemeenten of logeerzorg een manier is om mantelzorgers te ondersteunen.
  • Bij zo’n pilot helpt het om momenten te creëren waarbij politiek en beleidsmakers de praktijkervaringen uit eerste hand horen. Om te voorkomen dat een soort fluisterspel ontstaat, waarbij signalen uit de praktijk zijn afgezwakt tegen de tijd dat ze de politiek bereiken.

Wat is logeerzorg precies?

Nils: ‘Het idee van logeerzorg is dat ouderen die thuis intensieve mantelzorg krijgen, voor een aantal dagen op een andere plek logeren. Zodat de mantelzorger even ontlast wordt. Waarbij de locatie waar de oudere heengaat natuurlijk van groot belang is. Die moet een huiselijk gevoel hebben, een plek waar je een partner met een gerust gevoel naartoe brengt.’

Naar wat voor plek gaan ouderen dan toe?

Annemieke: ‘Dat is per pilot heel verschillend. Wij hebben in Zuidoost-Utrecht vijf zorgorganisaties die zich hebben verbonden aan de pilot, zodat cliënten kunnen kiezen. We merken inderdaad dat het voor mensen heel belangrijk is dat de logeerplek ook een gevoel van ontspanning geeft, en niet alleen gericht is op het leveren van de juiste zorg.’

‘Het stille lijden bij mantelzorgers is groot, ik vind het echt schrijnend.’

Annemieke van Veen
Annemieke van Veen bij Villa Pavia, een van de locaties in Zuidoost-Utrecht.

Willen mensen dit wel? Voor ouderen is het best ingrijpend en van mantelzorgers is bekend dat hulp vragen een grote stap is.

Annemieke: ‘Klopt, ik merk dat we het mensen bijna op individuele basis aan moeten bieden. Het is voor veel mensen al een drempel om jezelf als mantelzorger te zien, een volgende drempel om te erkennen dat je daarbij hulp nodig hebt en ook nog drempel om daadwerkelijk gebruik te maken van die hulp. Wel zien we dat bijna iedereen die het probeert, positief is. Die vertellen dat weer aan iemand in een vergelijkbare situatie, en zo komt er langzaam maar zeker iets op gang.’

‘Toen ik nog als consulent van het sociaal wijkteam werkte zag ik al dat dit soort ondersteuning echt nodig is. Mensen zitten soms huilend tegenover je, als je vraagt of ze het nog volhouden. Het stille lijden bij mantelzorgers is groot, ik vind het echt schrijnend.’

Nils: ‘Dat is uiteindelijk het hoofddoel, om daar iets aan te doen. Deze pilot is onderdeel van een bredere actielijn om mantelzorgers te ontlasten. Waarbij de belangrijkste vraag uiteindelijk is: is dit een goede manier?’

Dit is een spannende samenwerking tussen ministerie en 10 gemeenten. Hoe verloopt die samenwerking tot nu toe?

Nils: ‘Het is inderdaad spannend, we vragen behoorlijk wat van gemeenten. We vragen om zoveel mogelijk mantelzorgers te helpen, terwijl in de praktijk blijkt dat het een behoorlijke uitdaging is om überhaupt veel mantelzorgers te spreken, en vanaf daar zijn er nog de drempels die Annemieke noemde.’

Annemieke: ‘Het beeld van het ministerie en de Tweede Kamer kan behoorlijk schuren met het beeld van lokale uitvoerders, laat ik het zo zeggen. Je moet soms aan bepaalde voorwaarden voldoen, waarvan wij vanuit de praktijk denken dat ze niet haalbaar zijn. Of niet wenselijk.  Daar hebben we vanmorgen wel wat pittige discussies over gehad.’

Wat zeg jij dan in zo’n discussie Nils?

Nils: ‘Ik probeer zo goed mogelijk te luisteren, want uiteindelijk is de bedoeling van de pilot juist dat we gevoed worden door de praktijk. We delen het hoofddoel, dat merk je ook op een ochtend als deze. De ervaringen die de pilots opdoen in de praktijk, leg ik weer terug bij het ministerie en de politiek. Met soms ook het nadrukkelijke advies om specifieke doelen bij te stellen.’

‘Het is echt pionieren. We willen samenwerking van onderop, waarbij we als ministerie de uitwerking aan de gemeenten overlaten. Maar we worden door gemeenten ook vaak gevraagd om juist weer sturend te zijn, bijvoorbeeld om zorgverzekeraars om tafel te krijgen met gemeenten. Dat blijft zoeken. Van de ene kant willen we niet sturen, maar soms wordt er wel om gevraagd.’

‘Nu is het soms toch een soort fluisterspel’

Hebben jullie vanuit de ervaring tot nu toe een tip om beleid en praktijk dichter bij elkaar te krijgen?

Nils: ‘Met elke pilotcoördinator heb ik een maandelijkse belafspraak. En het bezoeken van de locaties vind ik heel waardevol. Een volgende stap kan nog zijn om bij bijeenkomsten als vandaag ook de minister en Tweede Kamerleden uit te nodigen.’

Annemieke: ‘Ja, dat zou heel goed zijn. Die horen dan onze ervaringen vanuit eerste hand, en andersom is het ook goed. Dat wij als coördinatoren ook weer horen wat er verder speelt en waarom bepaalde keuzes gemaakt worden. Nu is het soms toch een soort fluisterspel, waarbij iets wat wij vanuit de praktijk signaleren, al behoorlijk is afgezwakt tegen de tijd dat het de politiek heeft bereikt.’

Nils: ‘Bij de jaarevaluatie in april willen we dat in ieder geval doen, dan komen we bij elkaar met alle coördinatoren, en als het lukt met de minister en Tweede Kamerleden.’

Waar hopen jullie te staan in april, als de pilot een jaar heeft gelopen?

Nils: ‘Ik hoop dat we dan hebben ontdekt of dit een goede manier is om mantelzorgers te ontlasten. Mantelzorgorganisaties benadrukken terecht dat een groeiende groep mantelzorgers tussen wal en schip valt. Vooral als degene voor wie ze zorgen veel zorg nodig heeft, maar nog net geen indicatie heeft gekregen voor een verpleeghuis. Rond april moeten we weten wat de beste manieren zijn om mantelzorgers te ontlasten, zodat we daar op grotere schaal op in kunnen zetten.’

Annemieke: ‘Ja, dat is waar het ons uiteindelijk om gaat. Ik hoop dat hulp voor mantelzorgers in april nog steeds hoog op de agenda staat, want het is echt nodig.’